In deze zaak heeft verzoekster op 15 november 2021 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek om de heer [persoon A] te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De heer [persoon A] weigerde echter mee te werken aan deze regeling. Tijdens de zitting op 24 januari 2022 was de heer [persoon A] niet aanwezig vanwege quarantaine, maar werd hij telefonisch benaderd door de rechtbank. Ondanks deze poging om hem te horen, heeft hij niet gereageerd.
Verzoekster heeft zeven schuldeisers, waarvan één preferente en zes concurrente, met een totale vordering van € 25.413,26. Ze heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 9,84% aan de preferente en 4,92% aan de concurrente schuldeisers. De heer [persoon A] heeft een vordering van € 4.821,= en weigert in te stemmen met de regeling omdat hij de volledige vordering wil ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoekster voldoende heeft gedaan om haar schulden te voldoen.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van de heer [persoon A]. Aangezien de meeste schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling en de heer [persoon A] slechts 19% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen. Het verzoek om de heer [persoon A] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling is toegewezen, en hij is veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank heeft ook bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.