In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een omgevingsvergunning. Eiser, die aan de [adres 3] woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 24 september 2020 is verleend aan vergunninghoudster voor de bouw van een bedrijfspand aan de [adres 1]. In het bestreden besluit van 14 januari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser volgens hen geen belanghebbende is bij het besluit. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op een afstand van ongeveer 130 meter van het voorziene bedrijfspand woont en dat het zicht op dit pand volledig wordt belemmerd door een reeds bestaand bedrijfsgebouw aan de [adres 2]. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, alleen belanghebbenden bezwaar kunnen maken tegen een besluit. Aangezien eiser geen zicht heeft op het nieuwe bedrijfspand en de ruimtelijke uitstraling van de vergunde bebouwing niet zo groot is dat eiser in zijn belangen wordt geraakt, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen belanghebbende is. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de beslissing van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren bevestigd.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.