ECLI:NL:RBROT:2022:1500

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
9629063 VC VERZ 22-3
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing beslag op woning in het kader van vereffening nalatenschap

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een beslag dat IDM Financieringen B.V. op een woning had gelegd. De vereffenaar, mr. J. van der Wende, had het verzoek ingediend op grond van artikel 4:223 lid 3 BW, omdat er onvoldoende liquide middelen of activa in de nalatenschap aanwezig waren om de schulden te voldoen. De woning, die deel uitmaakte van de nalatenschap van de heer [persoon A], was eerder onderhands verkocht, maar het beslag op de woning belemmerde de afwikkeling van de nalatenschap.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat zolang er een vereffenaar werkzaam is, individuele executie door schuldeisers niet mogelijk is, tenzij zij de status van separatist hebben. IDM, die deze status niet had, kon dus niet individueel executeren. De rechter oordeelde dat een doeltreffende afwikkeling van de nalatenschap een opheffing van het beslag vereiste. De kantonrechter heeft het verzoek tot opheffing toegewezen en IDM veroordeeld in de kosten van de procedure.

De beslissing houdt in dat het beslag op de woning wordt opgeheven, zodat de vereffenaar de nalatenschap kan afwikkelen volgens de wettelijke rangorde. De kosten van de procedure zijn begroot op € 86,- voor griffierecht en € 150,- voor het salaris van de gemachtigde. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9629063 VZ VERZ 22-3
beschikking van 19 januari 2022 van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
inzake het verzoek van:
mr. J. van der Wende,in dezen handelend in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van de heer
[persoon A] ,
kantoorhoudende te Rosmalen,
verzoeker,
gemachtigde: mr. I.P.M. Schreven, advocaat te Rosmalen,
tegen:
de besloten vennootschap
IDM Financieringen B.V.,
woonplaats kiezende ten kantore van Hafkamp Groenewegen gerechtsdeurwaarders, gevestigd te Venlo,
gemachtigde: R.J.H. van de Ven, gerechtsdeurwaarder te Venlo.

1..Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het volgende processtuk:
 het verzoekschrift met producties, ingekomen op 12 januari 2022;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft via Teams plaatsgevonden op 18 januari 2022. Namens mr. Van der Wende is verschenen mr. Schreven en namens IDM is verschenen [persoon B] .
Partijen hebben hun standpunten toegelicht.

2..De feiten

2.1.
Bij beschikking van 6 mei 2021 heeft de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht op grond van artikel 4:203 lid 1 onder b BW mr. Van der Wende benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van de heer [persoon A] (hierna: erflater).
2.2.
Tot de nalatenschap van erflater behoort de woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] .
2.3.
IDM heeft op 15 maart 2018 executoriaal beslag gelegd op de woning.
2.4.
Uit de (voorlopige) boedelbeschrijving, de voorlopige lijst van schuldeisers en de tussentijdse rekening en verantwoording blijkt dat er onvoldoende liquide middelen of overige activa aanwezig zijn om de schulden te voldoen.
2.5.
Om de woning vrij van beslagen te kunnen leveren bij een eventuele onderhandse verkoop heeft de vereffenaar de deurwaarder van IDM op 18 mei 2021 verzocht het beslag vrijwillig door te halen. De deurwaarder heeft vervolgens de vordering van IDM bij de vereffenaar ingediend, waarna deze vordering op de lijst van voorlopig erkende schuldeisers is geplaatst. Bij e-mailbericht van 31 mei 2021 heeft de deurwaarder aan de vereffenaar onder meer het volgende bericht:
“Bijgaand treft u, conform uw verzoek, een actuele opgave van de vordering van cliënte.
Tevens berichten wij u dat cliënte het voornemen heeft tot kadastrale doorhaling van het beslag over te gaan (…)”.
2.6.
ABN AMRO Hypotheken Groep, de eerste hypotheekhouder, heeft, gelet onder meer op de slechte staat van de woning, gebruik gemaakt van haar recht op parate executie.
2.7.
Op 15 december 2021 heeft de openbare verkoop van de woning plaatsgevonden. De veilingopbrengst bedraagt € 170.001,-. De eerste hypotheekhouder is tot gunning aan de veilingkoper overgegaan.
2.8.
Bij brief van 23 december 2921 heeft de vereffenaar IDM bericht dat het restant van de executieopbrengst volledig aan de nalatenschap toekomt, reden waarom is verzocht het beslag uiterlijk 7 januari 2022 door te halen. Bij e-mailbericht van 10 januari 2022 is door de vereffenaar nogmaals verzocht om het beslag door te halen.

3..Het verzoek en de beoordeling

3.1.
De vereffenaar verzoekt op grond van artikel 4:223 lid 3 BW om opheffing van het beslag dat IDM op 15 maart 2018 op de woning heeft gelegd. IDM heeft het verweer gevoerd alleen bereid te zijn tot vrijwillige doorhaling van het beslag wanneer de vereffenaar de harde toezegging doet dat de nog openstaande vordering zal worden voldaan. Volgens IDM is de meest correcte werkwijze een voldoening van de vordering van IDM door de notaris, gevolgd door een afgifte van de restant executieopbrengst aan de vereffenaar.
3.2.
Bij de beoordeling van het verzoek wordt vooropgesteld dat gedurende de vereffening een schuldeiser alleen bevoegd is zijn vordering op goederen van de nalatenschap ten uitvoer te leggen, wanneer deze bevoegdheid hem ook in geval van faillissement van de erflater zou zijn toegekomen. Anders dan in een faillissement het geval is, komen reeds gelegde beslagen niet van rechtswege te vervallen. Zij kunnen op verzoek van de vereffenaar door de kantonrechter worden opgeheven, voor zover dat voor de vereffening nodig is. Volgens de vereffenaar is aan deze laatste voorwaarde voldaan. Na voldoening van de vordering van de eerste hypotheekhouder is nog sprake van een restant executieopbrengst. De veilend notaris heeft aan de vereffenaar bericht dat de gerechtigden op het restant van de executieopbrengst vóór 22 januari 2022 overeenstemming dienen te bereiken over de verdeling daarvan, bij gebreke waarvan de gelden gestort worden in de Consignatiekas.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat een doeltreffende afwikkeling van de nalatenschap een opheffing van het beslag vereist. Het verzoek tot opheffing zal daarom worden toegewezen. Uit het in de artikelen 4:223 en 4:224 BW bepaalde, volgt dat geen individuele executie door een schuldeiser van de nalatenschap mogelijk is zolang er een vereffenaar werkzaam is. De enige uitzondering op die regel vormen de separatisten. Voor IDM, die geen separatist is en deze hoedanigheid evenmin heeft verkregen door de beslaglegging, is individuele executie niet mogelijk. Na voltooiing van de vereffening zal, conform de wettelijke rangorde, een uitbetaling aan de schuldeisers plaatsvinden. Aan de door IDM gestelde voorwaarden kan door de vereffenaar niet worden voldaan zonder doorkruising van de wettelijke rangorde.
Beslissing
De kantonrechter:
heft het beslag op dat IDM op 15 maart 2018 heeft gelegd op de woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] ;
veroordeelt IDM in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de vereffenaar begroot op € 86,- voor griffierecht en € 150,- voor salaris van de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
452