In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het huwelijksvermogensrecht, heeft de rechtbank Rotterdam op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een bevoegdheidsincident. De vrouw, eiseres in conventie, heeft een vordering ingesteld tegen de man, gedaagde in conventie, met betrekking tot het ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid voor een hypothecaire lening. De man heeft verweer gevoerd en in reconventie vorderingen ingesteld. De procedure is gestart met een dagvaarding op 25 mei 2021, gevolgd door verschillende conclusies en een mondelinge behandeling op 16 december 2021. De rechtbank heeft zich in het incident onbevoegd verklaard, omdat partijen in hun echtscheidingsconvenant hebben afgesproken dat geschillen voorgelegd moeten worden aan de bevoegde rechter te Amsterdam. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sector handel, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Verordening Huwelijksvermogensstelsels en de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in internationale huwelijkszaken.