ECLI:NL:RBROT:2022:1478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
9392894 CV EXPL 21-3464
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Merwelanden Wonen (eiseres) en GNG Bewindvoering B.V. (gedaagde), die optreedt als bewindvoerder van de heer [persoon A]. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst van de heer [persoon A] wegens herhaaldelijke overlast die hij en zijn bezoekers zouden veroorzaken in het wooncomplex waar hij verblijft. De Merwelanden heeft meerdere klachten ontvangen van omwonenden over schreeuwen, verbale agressie, intimidatie en stankoverlast, die zijn veroorzaakt door [persoon A] en zijn bezoek, met name de heer [persoon B]. Ondanks eerdere afspraken en gedragsaanwijzingen heeft [persoon A] zich niet aan de voorwaarden gehouden, wat heeft geleid tot de vordering van de Merwelanden om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] een kwetsbare oudere man is, maar dat zijn persoonlijke omstandigheden niet voldoende zijn om de overlast te rechtvaardigen. De rechter heeft geoordeeld dat de belangen van de Merwelanden, die verantwoordelijk is voor het woongenot van andere huurders, zwaarder wegen dan de belangen van [persoon A]. De huurovereenkomst is ontbonden en GNG Bewindvoering is veroordeeld om de woning binnen twee maanden te ontruimen. De proceskosten zijn toegewezen aan de Merwelanden, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9392894 \ CV EXPL 21-3467
uitspraak: 6 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de stichting
stichting Merwelanden Wonen,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths, advocaat te Utrecht,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GNG Bewindvoering B.V., in haar hoedanigheid van (financieel beschermings)bewindvoerder over de goederen van de heer [persoon A],
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar, advocaat te Leidschendam.
Partijen worden hierna ‘De Merwelanden’ en ‘GNG Bewindvoering q.q.’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1. de dagvaarding van 11 augustus 2021;
2. de conclusie van antwoord van 11 november 2021;
3. het tussenvonnis van 18 november 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
4. de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 7 december 2021;
5. de overgelegde producties.
De datum voor de uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
De Merwelanden en de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ) hebben op 31 januari 2019 een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten ten aanzien van de woning aan het adres [adres] , [postcode] te [plaats] (hierna: het gehuurde).
2.2
GNG Bewindvoering is de bewindvoerder van [persoon A] . Als gevolg van het bewind is [persoon A] processueel onbekwaam.
2.3
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte vastgesteld op 30 juli 2003 (ROZ voorwaarden).
2.4
Het gehuurde maakt deel uit van het wooncomplex “De Merwelanden” waarin wonen met hulp en zorg wordt aangeboden en dat is gericht op senioren (bewoners boven de 55 jaar).
2.5
Omwonenden van het gehuurde hebben in de periode van 5 november 2019 tot en met 20 november 2021 herhaaldelijk geklaagd over door [persoon A] , dan wel door zijn bezoek (en dan met name de heer [persoon B] ), veroorzaakte overlast in het wooncomplex. De overlast bestaat onder meer uit schreeuwen, verbale agressie, intimidatie, stankoverlast en het toelaten van (hard)drugsgebruikers die drugs en/of alcohol in het gehuurde gebruiken.
2.6
De Merwelanden en [persoon A] hebben, in het kader van een laatste kans, op 15 oktober 2020 (in aanvulling op de huurovereenkomst) nadere afspraken gemaakt die in een ‘
Allonge gedragsaanwijzing’zijn vastgelegd. Partijen zijn daarbij het volgende overeengekomen:
3.1.
Huurder zal aan omwonenden geen enkele (geluids)overlast meer veroorzaken, en zal geen overlastgevend bezoek meer ontvangen (…).
3.2.
Huurder zal geen derden laten inwonen, noch kortdurend laten logeren in zijn woning noch zal huurder zijn woning in gebruik afstaan (…).
3.3.
Huurder zal zich onthouden van overmatige alcoholconsumptie in de woning en zal geen drugs, daaronder uitdrukkelijk ook begrepen softdrugs, gebruiken, verhandelen of aanwezig hebben in de woning.
3.4.
Huurder zal alle aanwijzingen van verhuurder en door verhuurder aan te wijzen personen (…) volledig opvolgen.
3.5.
Huurder zal omwonenden, medewerkers van verhuurder, medewerkers van de gemeente, medewerkers van de politie of wie anders dan ook, niet bedreigen, uitschelden, beledigen of anderszins onheus bejegenen.
3.6.
Huurder zal geen zaken van verhuurder of van derden vernielen of beschadigen.
3.7.
Huurder dient in algemene zin rekening te houden met zijn omgeving en dient zich in de contacten met omwonenden, medewerkers van verhuurder, medewerkers van de gemeente en medewerkers van de politie, constructief en welwillend op te stellen.
3.8.
Huurder zal de woning als goed huurder in de zin van de huurovereenkomst en artikel 7:213 BW bewonen en uitsluitend conform de bestemming gebruiken.”
2.7
Bij e-mailbericht van 30 juni 2021 is door mevrouw [persoon C] , woonconsulent, aan mr. Jeths, een rapportage van WMO begeleiding over de periode 1 april 2020 tot en met 13 januari 2021 gezonden.
2.8
Bij brief van 7 juli 2021 heeft mr. Jeths, aan GNG Bewindvoering q.q. onder meer het volgende bericht:
“(…) Cliënte heeft helaas moeten constateren dat de heer [persoon A] voortdurende en onduldbare overlast veroorzaakt in en om de woning. Deze voortdurende en onduldbare overlast heeft erin geresulteerd dat op 7 oktober 2019(Ktr: bedoeld zal zijn op 7 oktober 2020 en ondertekend op 15 oktober 2020)
een gedragsaanwijzing met de heer [persoon A] is overeengekomen. In deze gedragsaanwijzing heeft de heer [persoon A] aangegeven tekort te zijn geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst en de overlast zal staken en gestaakt zal houden. Niets blijkt echter minder waar. De overlast gaat helaas door.(…)
Aangezien u als bewindvoerder aanspreekpunt bent en tekeningsbevoegd bent namens de heer [persoon A] , verzoek ik u ter voorkoming van een juridische procedure er toe te leiden dat u als bewindvoerder van de heer [persoon A] vrijwillig de huur van de woning (…) opzegt tegen 1 augustus 2021.(…)”
2.9
Na het uitblijven van een vrijwillige opzegging van de huurovereenkomst, is De Merwelanden op 11 augustus 2021 de onderhavige bodemprocedure en op 30 september 2021 een kortgedingprocedure gestart, waarbij zij heeft gevorderd dat de door haar aan [persoon A] verhuurde woning ontruimd wordt. Tijdens de op 8 oktober 2021 in de kortgedingprocedure onder zaaknummer 9448961 VV EXPL 21-40 gehouden mondelinge behandeling zijn afspraken gemaakt en door [persoon A] toezeggingen gedaan, waaronder de toezegging dat hij met onmiddellijke ingang geen bezoek meer in het gehuurde zou toelaten. Het uittreksel uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling luidt als volgt:
“Na bespreking van de zaak wordt deze aangehouden tot uiterlijk het moment dat zal zijn beslist in de bodemzaak tussen partijen. [persoon A] heeft daarbij de volgende toezeggingen gedaan:
  • [persoon A] zal met onmiddellijke ingang geen enkel bezoek meer ontvangen in zijn woning en ook geen mensen toelaten via de algemene ingang.
  • Wanneer hij door [persoon B] of anderen hierop wordt aangesproken zal hij slechts zeggen dat hij deze afspraak heeft moeten maken in een rechtszaak en dat als hij zich daar niet aan houdt, hij zijn woning verliest.
  • Wanneer [persoon B] of anderen stennis schoppen zal [persoon A] onmiddellijk de politie bellen.
  • Op eerste verzoek van mr. Jeths aan mr. IJpelaar zal laatstgenoemde een gebiedsverbod vorderen jegens [persoon B] .
Mr. IJpelaar zegt toe dat hij ook wanneer de bewindvoerder geen toestemming geeft en er geen toevoeging wordt verstrekt de kosten voor het vorderen van een gebiedsverbod voldoet. Mr. IJpelaar verklaart daarbij namens GNG Bewindvoering dat zij bij deze voor zover nodig toestemming geven.
De stichting zal, wanneer [persoon A] zich niet aan deze toezeggingen houdt gemotiveerd vonnis kunnen vragen dat in beginsel zonder nadere zitting zal worden gewezen nadat GNG Bewindvoering nog een korte termijn van twee weken heeft gekregen om schriftelijk op het verzoek om vonnis te reageren.”
2.1
Bij e-mailbericht van 13 oktober 2021 heeft mr. Jeths in de kortgedingprocedure verzocht conform de schikkingsovereenkomst vonnis te wijzen.
2.11
Ter onderbouwing van het verzoek van 13 oktober 2021 heeft De Merwelanden bij akte van 28 oktober 2021 een aantal whatsappberichten van de omwonenden weergegeven en nogmaals vonnis gevraagd.
2.12
Bij brief van de griffier van 22 november 2021 is namens de kortgedingrechter aan mr. Jeths bericht dat hetgeen in de akte van De Merwelanden van 28 oktober 2021 naar voren is gebracht, voorshands onvoldoende grond lijkt te bieden voor toewijzing van de gevraagde voorziening.

3..Het geschil

3.1
De Merwelanden vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde gelegen aan de [adres] , [postcode] te Dordrecht tussen De Merwelanden en [persoon A] namens wie GNG Bewindvoering als bewindvoerder optreedt, met onmiddellijke ingang wordt ontbonden;
II. GNG Bewindvoering q.q. wordt veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het gehuurde te (doen) ontruimen en te (doen) verlaten met al degenen die zich daar van de zijde van huurder bevinden en al hetgeen zich daarin van huurder bevindt, alsmede het gehuurde, onder overgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan De Merwelanden te stellen, waarbij De Merwelanden gemachtigd wordt de ontruiming zo nodig zelf uit te voeren op kosten van GNG Bewindvoering q.q.
III. althans een zodanige beslissing als de kantonrechter in goede justitie meent te behoren;
IV. GNG Bewindvoering q.q. wordt veroordeeld in de nakosten;
V. GNG Bewindvoering q.q. wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2
De Merwelanden legt aan haar vordering ten grondslag dat [persoon A] , door zich niet als een goed huurder te gedragen, toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Ook heeft [persoon A] zich niet gehouden aan de op 15 oktober 2020 overeengekomen gedragsaanwijzing. De ernst van de overlast en het feit dat [persoon A] niet in staat is om zijn woon- en leefgedrag te wijzigen rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst, nu de tekortkomingen van [persoon A] inbreuk maken op het woongenot en de veiligheid van de omwonenden. Dit ernstig tekortschieten van [persoon A] kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Het belang van De Merwelanden bij toewijzing van haar vorderingen is dan ook dat zij een einde wil maken aan de ernstige overlast die [persoon A] en/of zijn bezoek veroorzaakt, waardoor het woongenot van haar overige huurders wordt aangetast.
3.3
In haar hoedanigheid van bewindvoerder heeft GNG Bewindvoering q.q. geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen zij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
De kantonrechter neemt bij de beoordeling tot uitgangspunt dat het de huurder van een woning niet is toegestaan op een wijze die volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onrechtmatig is, hinder te bezorgen aan medebewoners c.q. omwonenden. Dit vloeit ook voort uit de tekst en de strekking van artikel 7:123 BW. Wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen, schiet de huurder tekort in de nakoming van een verbintenis tegenover de verhuurder. Verder is van belang dat uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, kan leiden tot een gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de overeenkomst, gezien haar bijzondere aard en/of geringe betekening, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze hoofdregel van verbintenissenrecht is ook van toepassing op huurovereenkomsten. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een grond voor ontbinding ligt bij De Merwelanden.
4.2
De Merwelanden stelt dat een gerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Als verhuurder die zich richt op het wonen voor senioren met hulp en zorg, hoeft zij niet te dulden dat een huurder en/of zijn bezoek overlast veroorzaakt. Ondanks een eerder overeengekomen gedragsaanwijzing en sommaties van haar zijde, is [persoon A] niet in staat de overlast te staken en gestaakt te houden. Van De Merwelanden kan daarom niet gevergd worden dat zij de huurovereenkomst met [persoon A] nog langer voortzet.
4.3
GNG Bewindvoering betwist in haar hoedanigheid van bewindvoerder uitdrukkelijk dat [persoon A] tekort zou zijn geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder. Zij betwist dat [persoon A] overlast veroorzaakt. De overlast wordt volgens GNG Bewindvoering q.q. voornamelijk veroorzaakt door de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ). [persoon A] is als gevolg van zijn leeftijd en zijn geestelijke en lichamelijke situatie niet in staat om [persoon B] tot de orde te roepen. Het gedrag van [persoon B] kan hem dan ook niet, of slechts in zeer geringe mate, worden toegerekend. Ook laat [persoon A] , na de in de kortgedingprocedure op 8 oktober 2021 gehouden mondelinge behandeling, geen bezoek meer toe. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van [persoon A] is een ontbinding van de huurovereenkomst redelijk noch gerechtvaardigd en dient ontruiming van het gehuurde achterwege te blijven omdat [persoon A] ten gevolge daarvan op straat zou komen te staan.
4.4
De kantonrechter overweegt als volgt.
In geschil is of [persoon A] en/of zijn bezoek overlast veroorzaakt jegens omwonenden en of dit in zodanige mate gebeurt dat sprake is van een tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
4.5
Vast staat dat [persoon A] een kwetsbare oudere man is die door derden (met name door [persoon B] ) wordt misbruikt. Uit een in het kader van de WMO begeleiding over de periode 1 april 2020 tot en met 13 januari 2021 opgestelde rapportage, blijkt hoe [persoon A] ‘gebruikt’ wordt door zijn bezoekers en hoe beïnvloedbaar hij is. Ook staat vast dat De Merwelanden de afgelopen jaren diverse overlastmeldingen van omwonenden heeft ontvangen met betrekking tot (geluids)overlast veroorzaakt door [persoon A] en/of diens bezoek bestaande uit schreeuwen, verbale agressie, intimidatie, bonken op deuren en stankoverlast.
Uit de op 15 oktober 2020 ondertekende ‘Allonge gedragsaanwijzing’ blijkt dat [persoon A] heeft erkend dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst en dat zijn tekortschieten in de nakoming van zijn verplichtingen, de beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Uit voornoemde allonge blijkt ook dat in oktober 2020 bij De Merwelanden de bereidheid bestond om [persoon A] onder strikte voorwaarden een laatste kans te bieden. Partijen zijn in oktober 2020 expliciet overeengekomen dat [persoon A] geen enkele (geluids)overlast meer zal veroorzaken en geen overlastgevend bezoek meer zal ontvangen; geen derden zal laten inwonen noch kortdurend zal laten logeren in het gehuurde, noch het gehuurde in gebruik zal afstaan; zich zal onthouden van overmatige alcoholconsumptie in het gehuurde en in het gehuurde geen drugs zal gebruiken, verhandelen of aanwezig zal hebben; dat hij aanwijzingen van De Merwelanden en door haar aan te wijzen derden onverwijld en volledig zal opvolgen; geen omwonenden en medewerkers van De Merwelanden, gemeente en politie zal bedreigen, uitschelden, beledigen etc.; geen zaken van De Merwelanden of van derden zal vernielen of beschadigen en zich in contacten met De Merwelanden en derden welwillend en constructief zal opstellen.
In de kortgedingprocedure heeft [persoon A] op 8 oktober 2021 een aantal toezeggingen gedaan. Zo zou hij met onmiddellijke ingang geen enkel bezoek meer ontvangen in zijn woning, geen mensen toelaten via de algemene ingang en onmiddellijk de politie bellen wanneer [persoon B] of anderen stennis zouden schoppen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2021 heeft [persoon A] verklaard spijt te hebben van de in de kortgedingprocedure gedane toezeggingen. Hij heeft aangegeven dat hij [persoon B] , die af en toe boodschappen voor hem doet, moeilijk de toegang tot het gehuurde kan weigeren. [persoon A] wil dat ook niet, omdat [persoon B] de enige is die hij heeft. [persoon A] is van mening dat hij [persoon B] aardig onder controle heeft. Hij erkent dat [persoon B] , die geen vaste woon-of verblijfplaats heeft, een paar keer per week bij hem slaapt. [persoon A] betwist echter dat na 8 oktober 2021 door hem en/of [persoon B] overlast is veroorzaakt aan omwonenden. In reactie op het door De Merwelanden aangedragen geluidsmateriaal verklaart [persoon A] dat de betreffende ‘geluidsoverlast’ betrekking heeft op de keer dat de deur van het gehuurde op slot was. Andere vormen van overlast betwist hij.
4.6
In de kortgedingprocedure is voorshands geoordeeld dat hetgeen bij akte van 28 oktober 2021 naar voren is gebracht onvoldoende grond lijkt te bieden voor toewijzing van de gevraagde voorziening. Uit de anonieme en ten dele algemeen geformuleerde whatsappberichten volgt op zichzelf niet dat [persoon A] zich niet aan de door hem gedane toezeggingen heeft gehouden.
In deze bodemprocedure is de kantonrechter van oordeel dat wel voldoende is komen vast te staan dat [persoon A] zich niet aan de door hem gedane toezeggingen heeft gehouden. Niet alleen heeft [persoon A] erkend dat [persoon B] nog steeds een paar keer per week bij hem slaapt, maar ook kan aan de hand van het door De Merwelanden overgelegde geluidsmateriaal als voldoende vaststaand worden aangenomen dat, ná de gedane toezeggingen, door [persoon A] en/of zijn bezoeker(s) overlast is veroorzaakt. Kortom, door de in de allonge bij de huurovereenkomst opgenomen erkenning van de overlast, de erkenning van het toelaten van [persoon B] in het gehuurde, en het geluidsmateriaal, in samenhang met de meldingen door de omwonenden van overlast in de periode van 5 november 2019 tot en met 20 november 2021, is in voldoende mate geobjectiveerd dat [persoon A] en/of zijn bezoek onrechtmatige overlast veroorzaakt/veroorzaken, en onaanvaardbaar gedrag wordt vertoond dat door omwonenden als hinderlijk en bedreigend wordt ervaren. Daardoor is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verplichting uit de huurovereenkomst om zich als goed huurder te gedragen.
4.7
Bij de beoordeling van de vraag of een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst moet worden toe- of afgewezen, kunnen naast de bijzondere aard en/of geringe betekenis van de tekortkoming, alle overige omstandigheden van het geval van belang zijn. Het is aan degene die zich beroept op de afwijzing van de ontbinding van de huurovereenkomst om feiten en omstandigheden te stellen (en zo nodig te bewijzen) die dat beroep ondersteunen. [1]
Voor het antwoord op het beroep van GNG Bewindvoering q.q. dat de tekortkoming, gezien haar geringe betekenis, een gerechtelijke ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, dienen alle relevante omstandigheden in aanmerking te worden genomen en een belangenafweging gemaakt te worden.
Aan de zijde van De Merwelanden neemt de kantonrechter in aanmerking dat De Merwelanden in het belang van de overige bewoners de rust en het woongenot in het wooncomplex wil waarborgen en behouden en dat omwonenden van De Merwelanden huurprijsvermindering vorderen zolang ‘het gebrek’ (de overlast) voortduurt.
Tegenover het belang van De Merwelanden staat het belang van [persoon A] bij behoud van het gehuurde. [persoon A] is een oudere, alleenstaande man, die na een periode van dakloosheid via het Leger des Heils in het wooncomplex is komen wonen. Hoewel een ontbinding en ontruiming impact zal hebben op [persoon A] , is zijn leeftijd en geestelijke en lichamelijke situatie op zichzelf geen bijzondere omstandigheid.
Dat een ontbinding en ontruiming in een situatie als deze geen maatschappelijk bevredigende oplossing is, zoals alle betrokkenen ook hebben erkend, en het belang van [persoon A] bij het voortgezette gebruik van het gehuurde, gelet op zijn leeftijd en geestelijke en lichamelijke situatie, groot is, wordt toch geoordeeld dat het belang van De Merwelanden in dit geval zwaarder moet wegen. De Merwelanden heeft als verhuurder niet alleen een verantwoordelijkheid ten opzichte van [persoon A] , maar ook ten opzichte van de andere bewoners van het wooncomplex. Een van de taken van De Merwelanden als verhuurder is het zorgen voor een rustig en veilig woongenot van al haar huurders. Omdat De Merwelanden veelvuldig is geconfronteerd met ernstige klachten van omwonenden, zij stappen heeft ondernomen om aan die situatie een einde te maken en dit niet heeft geholpen, is nu sprake van een onhoudbare situatie voor omwonenden.
Bij deze afweging is de ernst en duur van de overlast in aanmerking genomen, en ook de omstandigheid dat De Merwelanden [persoon A] meerdere kansen heeft geboden om zijn gedrag te verbeteren. De Merwelanden en de hulpverlening hebben hun uiterste best gedaan om [persoon A] te begeleiden naar goed huurderschap. Dit alles heeft niet geleid tot een gedragsverandering. De gevorderde ontbinding en ontruiming zal daarom worden toegewezen.
In dit oordeel heeft de kantonrechter laten meewegen dat [persoon A] tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2021, ondanks aansporingen daartoe, geen enkele toezegging voor een wijziging van zijn woon- en leefgedrag heeft willen doen.
4.8
Hoewel het vinden van een andere passende woonruimte niet gemakkelijk zal zijn, is het niet aannemelijk dat [persoon A] daarin niet zal slagen. Ook al is [persoon A] zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte, tijdens deze procedure is gebleken dat instanties als het Leger des Heils waar nodig en mogelijk hulp (zullen) bieden. Ook voor GNG Bewindvoering als bewindvoerder ziet de kantonrechter een actieve rol weggelegd. Gelet hierop zal de ontruimingstermijn worden vastgesteld op twee maanden na dagtekening van dit vonnis.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van GNG Bewindvoering q.q., zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming al voortvloeit uit artikel 555 e.v. juncto artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en ten aanzien van de kosten niet op voorhand met zekerheid te beoordelen is of zij worden gemaakt en of zij in redelijkheid worden gemaakt.
4.9
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat alle betrokkenen het met elkaar eens zijn dat het een lastige kwestie is. Aan partijen wordt daarom verzocht met elkaar en met hulpverleners te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van een begeleiding van [persoon A] naar een beschermd wonen traject.
4.1
GNG Bewindvoering q.q. wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en GNG Bewindvoering q.q. niet vrijwillig binnen twee weken na aanschrijving aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 124,-), zijnde een bedrag van € 93,50. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningskosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn niet is voldaan.
4.11
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat GNG Bewindvoering q.q. aan deze uitspraak moet voldoen totdat een hogere rechter een andere uitspraak heeft gedaan.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
5.1
ontbindt de huurovereenkomst tussen De Merwelanden en [persoon A] met betrekking tot de woning aan de [adres] , [postcode] te [plaats] ;
5.2
veroordeelt GNG Bewindvoering q.q. om binnen twee maanden na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] , [postcode] te [plaats] , met alles wat van [persoon A] is en ieder die bij [persoon A] hoort, te verlaten en te ontruimen, de sleutels af te geven en de woning ter vrije beschikking te stellen aan De Merwelanden;
5.3
veroordeelt GNG Bewindvoering q.q. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Merwelanden vastgesteld op:
  • € 253,- aan verschotten;
  • € 374,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.4
veroordeelt GNG Bewindvoering q.q. om aan De Merwelanden te betalen de nakosten, die voorwaardelijk worden begroot op € 93,50 voor het geval GNG Bewindvoering q.q. gedurende veertien dagen na aanschrijving door De Merwelanden niet heeft voldaan aan de bij dit vonnis uitgesproken veroordeling, te vermeerderen met de betekeningskosten van het vonnis indien het vonnis na die termijn is betekend;
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
51286/452

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810