ECLI:NL:RBROT:2022:1463
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tozo-aanvraag en ingangsdatum van uitkering voor levensonderhoud
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een autorijschoolhouder uit Schiedam, en het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021. Het college had de aanvraag voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 afgewezen, maar goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. Eiser was van mening dat hij onjuist was geïnformeerd over de aanvraagprocedure en dat er sprake was van strijd met verschillende beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 terecht was afgewezen. De rechtbank stelde vast dat volgens de geldende regels aanvragen die na 1 december 2020 worden ingediend, geacht worden te zijn ingediend op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan. Eiser had zijn aanvraag op 19 januari 2021 ingediend, waardoor deze werd geacht te zijn ingediend op 1 januari 2021. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de uitkering rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.