Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
2..Het geschil in de hoofdzaak
primairin totaal € 153.823,54, dan wel
subsidiair€ 47.510,52, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag van de algehele betaling;
3..De vordering in het incident
4..Het verweer in het incident
5..De beoordeling in het incident
bevestigingvan afspraken – die dus kennelijk al gemaakt moeten zijn, want anders valt er niets te bevestigen –, mocht [bedrijf B] redelijkerwijs begrijpen dat de overeenkomst al tot stand was gekomen tijdens de bespreking. Dit geldt temeer, nu niet is gesteld of gebleken dat [bedrijf B] tijdens de bespreking uitlatingen heeft gedaan waaruit [bedrijf B] moest afleiden dat [persoon A] zich nog beraadde over de vraag of hij daadwerkelijk aan de slag zou gaan.
6..De beslissing
19 januari 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.