Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
2..De standpunten
3..De beoordeling
Schuldenaar houdt zich niet aan de inlichtingenplicht
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2022 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet nakwam, wat leidde tot een benadeling van de schuldeisers. De bewindvoerder had meerdere tekortkomingen vastgesteld, waaronder het niet nakomen van de informatieverplichting en de afdrachtsverplichting. De schuldenaar had geen inkomensinformatie verstrekt na oktober 2021, wat resulteerde in een geschatte boedelachterstand van € 7.439,64. Daarnaast had de schuldenaar verzuimd om belangrijke schulden te melden, waaronder belastingaanslagen, die al bestonden ten tijde van de toelating tot de schuldsaneringsregeling.
De rechter-commissaris steunde het verzoek van de bewindvoerder tot beëindiging van de regeling, waarbij werd gewezen op de feiten en omstandigheden die pas na toelating bekend werden. De rechtbank concludeerde dat, indien deze informatie eerder bekend was geweest, het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling waarschijnlijk zou zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet te goeder trouw was geweest in het aangaan van zijn schulden en dat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen. De rechtbank besloot daarom de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, e en f, van de Faillissementswet.
De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast, maar concludeerde dat er geen baten beschikbaar waren om de vorderingen van de schuldeisers te voldoen. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Aukema, in aanwezigheid van griffier K. de Ridder, en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.