ECLI:NL:RBROT:2022:144

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
ROT 21/1612
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake Ziektewetuitkering na bezwaar door ex-werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.F.M. van den Ekart, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door S. Barto. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, waarin werd vastgesteld dat zij recht had op een Ziektewetuitkering. De ex-werkgever van eiseres, Actief Werkt!, had echter bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een bestreden besluit van 10 februari 2021 waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep kan worden ingesteld als er geen bezwaar is gemaakt door de belanghebbende zelf, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. In dit geval heeft de ex-werkgever bezwaar gemaakt en niet eiseres zelf. De rechtbank concludeert dat eiseres geen argumenten heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat zij niet zelf bezwaar had moeten maken. Bovendien blijkt uit het bestreden besluit dat de restverdiencapaciteit van eiseres zelfs is verlaagd, wat betekent dat het besluit niet nadeliger voor haar uitpakt.

De rechtbank heeft daarom het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1612
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. C.F.M. van den Ekart),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S. Barto).

Procesverloop

In het besluit van 1 mei 2020 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres nog steeds recht heeft op uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 10 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van Actief Werkt! (de ex-werkgever van eiseres) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 29 december 2021 nadere gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2022 op zitting behandeld. Eiseres is samen met haar partner verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiseres ontvangt (via verweerder) van haar ex-werkgever een ZW-uitkering. Vanwege een Eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft de verzekeringsarts onderzoek verricht en de mogelijkheden en beperkingen van eiseres vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 9 april 2020. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige onderzoek verricht en een aantal functies geduid. Met deze functies kan eiseres minder dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, namelijk 41,51%. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. De ex-werkgever van eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt waarna de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek hebben verricht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiseres nog steeds minder dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, namelijk 39,51%.
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. In beroep voert eiseres aan dat zij meer beperkt is dan door verweerder is vastgesteld. De FML is ten onrechte niet aangepast. Eiseres stelt dat haar restverdiencapaciteit is verhoogd en dat om die reden met het bestreden besluit sprake is van een verslechtering.
4. De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld als door diegene daarvoor niet eerst bezwaar is gemaakt, tenzij hem of haar dat redelijkerwijs niet kan worden verweten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de beslissing op bezwaar nadeliger uitpakt voor de belanghebbende dan het besluit waartegen bezwaar is gemaakt.
Er is bezwaar ingesteld door de ex-werkgever van eiseres en niet door eiseres zelf. Er is geen sprake van de situatie dat eiseres redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij zelf geen bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft daar ook geen argumenten voor aangevoerd. Het bestreden besluit heeft voor eiseres niet nadeliger uitgepakt, integendeel. De rechtbank merkt op dat de restverdiencapaciteit van eiseres in het bestreden besluit zelfs is verlaagd.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep verder niet inhoudelijk wordt behandeld.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022 door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
De griffier en rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.