ECLI:NL:RBROT:2022:1439

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
18.1296 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatie- en sollicitatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2022 uitspraak gedaan over de weigering van de schone lei voor een schuldenares die onder de schuldsaneringsregeling valt. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, waaronder de informatieverplichting en de sollicitatieverplichting. De schuldenares was niet verschenen op meerdere zittingen en had geen adequate informatie verstrekt aan haar bewindvoerder, wat leidde tot een geschatte boedelachterstand van € 1.645,99. De rechtbank stelde vast dat de schuldenares niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling, zoals het aanleveren van benodigde documenten en het actief solliciteren. De rechtbank overwoog dat de schuldenares, ondanks waarschuwingen van de rechter-commissaris, niet in staat was om haar tekortkomingen te verhelpen. De rechtbank concludeerde dat de schone lei niet kon worden verleend, omdat de schuldenares niet had aangetoond dat haar tekortkomingen van bijzondere aard of geringe betekenis waren. De rechtbank besloot dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, maar dat de verplichtingen van de schuldenares eindigen op 15 november 2021. Het salaris van de bewindvoerder werd vastgesteld op maximaal € 3.444,92.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 31 januari 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 15 november 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam schuldenares],
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: L. Hordijk.

1..De procedure

Op 29 januari 2020 heeft een verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden.
De bewindvoerder heeft op 13 augustus 2021 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 5 november 2021 heeft de eindzitting plaats gevonden. Op 29 oktober 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
Schuldenares is, zonder bericht, op 5 november 2021 niet ter terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft bepaald dat schuldenares opnieuw zou worden opgeroepen voor de opnieuw bepaalde dag, namelijk 10 december 2021.
Op 9 december 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken. Hierin heeft hij vermeld dat hij schuldenares op 8 december 2021 nogmaals, zowel per telefoon als per e-mailbericht, heeft verzocht om bij de terechtzitting van 10 december 2021 aanwezig te zijn.
Schuldenares is, zonder bericht, op 10 december 2021 wederom niet ter terechtzitting verschenen. Uitspraak zou volgen op 17 december 2021.
Op 14 december 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht dat hij op 9 december 2021 een bericht had ontvangen van schuldenares waarin zij heeft aangegeven dat zij niet ter zitting van 10 december 2021 zou kunnen verschijnen.
Op 14 december 2021 heeft de bewindvoerder telefonisch contact gehad met schuldenares. Hierbij heeft zij aangegeven haar knie te hebben verdraaid (waarvoor zij de eerste hulp in het ziekenhuis heeft bezocht). Voorts heeft zij aangegeven thans geen last meer te hebben van haar knie en geen bewijs van het bezoek aan de eerste hulp te kunnen overleggen. Op grond van deze berichtgeving is de zitting aangehouden tot 24 januari 2022.
Op 20 januari 2022 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken. Hierin heeft de bewindvoerder verklaard dat hij, op verzoek van de zittingsrechter van 10 december 2021, contact met schuldenares heeft opgenomen voorafgaande aan de zitting, maar dat schuldenares haar telefoon niet opneemt. Voorts heeft de bewindvoerder hierin aangegeven dat hij schuldenares diezelfde dag per e-mailbericht zou herinneren aan de zitting van 24 januari 2022.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 24 januari 2022. De bewindvoerder is verschenen. Schuldenares is, zonder bericht, wederom niet verschenen. De oproep was door haar ontvangen zo blijkt uit de gegevens van Post.nl.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Uit het eindverslag en de diverse ingezonden stukken die de laatste stand van zaken weergeven heeft de bewindvoerer zich op het standpunt gesteld dat schuldenares terkort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die vanuit de wettelijke schuldsaneringergeling op haar van toepassing zijn.
Ten eerste is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting. Al heeft schuldenares, sinds het vorige verslag, enkele stukken aangeleverd ontbreken er nog altijd een aantal stukken. Zo ontbreekt de definitieve beschikking van de Belastingdienst/ Toeslagen over 2021, de polis van de ziektekostenverzekering van haar partner over 2021 en een bewijs waaruit moet blijken dat de moeder van verzoekster niet meer bij haar inwoont. Voorts ontbreekt (in iedergeval) het inlichtingenformulieren (met alle daarin gevraagde stukken) over de maand juli 2021.
Ten tweede is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de aanvullende sollicitatieverplichting vanaf aanvang regeling. Op grond van haar WIA- uitkering is schuldenares voor 22 uur per week vrijgesteld door de rechter-commissaris, terwijl de inspanningsnorm die binnen de wettelijke schuldsanaringsregeling geldt 36 uur per week is.
Ter zitting heeft de bewindvoerder aangegeven dat schuldenares inmiddels de AOW- gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Ten derde is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de afdrachtsverplichting. De geschatte boedelachterstand tot en met 31 december 2020 is € 1.645,99. Daarbij heeft de bewinvoerder aangegeven dat de boedelafdracht over de periode volgend op 1 januari 2021 niet kan worden gecontroleerd omdat de stukken die nodig zijn om het vrij te laten bedrag (ingaande 1 januari 2021) te berekenen nog altijd ontbreken.
Ten vierde ̶ en tot slot ̶ heeft schuldenares volgens de bewindvoerder getracht haar schuldeisers te benadelen door geen persoonsgebonden budget (hierna: PGB) aan te vragen voor (of namens) haar moeder. Op 14 december 2018 heeft de bewindvoerder dit geadviseerd aan schuldenares en dit is ook ter sprake gekomen in het verhoor met de rechter-commissaris op 29 januari 2020. Schuldenares heeft tijdens het verhoor verklaard dat haar moeder mogelijk met terugwerkende kracht recht heeft op toekenning van een PGB. Omdat haar moeder bij haar inwoonde en schuldenares haar, tot voor kort, verzorgde zou schuldenares vervolgens (ook met terugewerkende kracht) inkomen uit dat PGB kunnen ontvangen. Stukken met betrekking tot het te ontvangen PGB diende schuldenares uiterlijk 12 februari 2020 aan bewindvoerder te verstrekken. Volgens de bewindvoerder heeft hij van schuldenares geen stukken noch een adequate verklaring voor het ontbreken daarvan ontvangen.
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat de moeder van schuldenares heeft aangegeven per december 2020 niet meer bij schuldenares in te wonen.
Desgevraagd heeft de bewindvoerder verklaard dat er geen aanwijzingen zijn dat er wel een PGB is ontvangen door de moeder van schuldenares en dat schuldenares hiervan een vergoeding heeft ontvangen die buiten de boedel is gehouden.
Ter zitting heeft de bewindvoerder voorts aangegeven dat hij schuldenares voorafgaande aan de zitting een e-mailbericht heeft verzonden, ter herinnering aan deze zitting.
Schuldenares heeft haar standpunt(en) niet ter zitting kenbaar gemaakt aangezien zij niet is verschenen.

3..De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 68.022,56 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Schuldenares heeft niet betwist dat er een tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting is ontstaan die vooralsnog niet (volledig) is aangezuiverd door schuldenares.
Voorts heeft schuldenares onbetwist gelaten dat zij, vanaf aanvang regeling, geen enkele maand heeft voldaan aan de op haar rustende sollicitatieverplichting van 14 uur per week, terwijl zij slechts voor 22 uur per week was vrijgesteld door de rechter-commissaris (op grond van haar WIA- uitkering die uitkeerde op basis van 60% arbeidsongeschiktheid).
Aangezien schuldenares op 3 april 2021 de AOW- gerechtigde leeftijd heeft bereikt [1] is er daardoor sprake van een totale tekortkoming van de aanvullende sollicitatieplicht van 28 maanden.
Voorts heeft schuldenares onbetwist gelaten dat er tot en met 31 december 2020 een geschatte boedelachterstand is ontstaan van € 1.645,99. Voorts heeft zij niet betwist dat, door de tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting, sinds 1 januari 2021 het vrij te laten bedrag niet kan worden vastgesteld, waardoor de bewindvoerder zich genoodzaakt heeft gezien om het voorheen vastgestelde vrij te laten bedrag verder aan te houden teneinde de afdrachtsverplichting te kunnen bepalen.
Tot slot heeft schuldenares onbetwist gelaten dat zij mogelijk haar schuldeisers heeft benadeeld door geen PGB budget namens haar moeder aan te vragen, athans door niet te melden aan de bewindvoerder dat haar moeder een PGB ontvangt (en of zij daar inkomen uit ontvangt). Als mantelzorger voor haar moeder zou schuldenares dan recht hebben gehad op een maandelijks inkomen vanuit dat PGB van haar moeder, wat ertoe had kunnen bijdragen dat er sprake zou zijn geweest van een hogere boedelafdracht ten bate van de schuldeisers.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 13 augustus 2019 alsmede het verhoor door de rechter-commissaris van 29 januari 2020, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
Feiten of omstandigheden op grond waarvan de tekortkomingen conform artikel 354 lid 2 Faillissementswet, gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing dienen te blijven zijn niet gesteld noch gebleken.
Voorts biedt verlenging van de regeling, teneinde schuldenares in staat te stellen de boedelachterstand in te lopen en de tekortkoming in de informatie- en sollicitatieverplichting te herstellen, geen soelaas. Om een dergelijke verlenging te bespreken had schuldenares immers zelf ter zitting aanwezig moeten zijn (teneinde haar standpunt hierover kenbaar te maken).
De schone lei zal daarom worden geweigerd.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4..De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenares toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenares eindigen op 15 november 2021;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.444,92;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2022. [2]

Voetnoten

1.Artikel 7a lid 1 sub k Algemene Ouderdomswet, 1 mei 1956 (De pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd zijn in 2022: 66 jaar en zeven maanden, respectievelijk 16 jaar en zeven maanden)
2.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.