ECLI:NL:RBROT:2022:142
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep en wijziging beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 8 januari 2019 was beëindigd. Na een aantal procedures en een deskundigenonderzoek, heeft verweerder op 14 december 2021 het bestreden besluit gewijzigd en de verzoeker alsnog recht gegeven op een Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). Verzoeker heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verweerder tegemoet is gekomen aan zijn verzoek, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.897,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft verweerder tevens verplicht het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 januari 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.