ECLI:NL:RBROT:2022:1408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
9489165
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van retainervergoeding in het kader van wervings- en selectiewerkzaamheden

In deze zaak heeft Time to Hire B.V. een vordering ingesteld tegen V-NOM Project & Interimmanagement B.V. wegens het niet betalen van een retainervergoeding die verschuldigd was voor wervings- en selectiewerkzaamheden. De overeenkomst tussen partijen werd op 28 januari 2021 per e-mail gesloten, waarbij V-NOM akkoord ging met het aanbod van Time to Hire. De retainer was verschuldigd bij aanvang van de werkzaamheden, ongeacht of er kandidaten geplaatst werden. Time to Hire heeft op 8 februari 2021 een factuur gestuurd voor de retainer, maar V-NOM heeft deze niet betaald. V-NOM heeft als verweer aangevoerd dat de retainer slechts een voorschot was en dat Time to Hire tekortgeschoten is in haar verplichtingen door geen geschikte kandidaten aan te leveren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de retainer verschuldigd is, omdat de werkzaamheden zijn aangevangen en er geen resultaatsverbintenis was. De vordering van Time to Hire is toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. V-NOM is in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9489165 / CV EXPL 21-33690
uitspraak: 25 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Time to Hire B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 8 oktober 2021,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
V-NOM Project & Interimmanagement B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.A.J.A. Maccow te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Time to Hire’ respectievelijk ‘V-NOM’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 20 december 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 februari 2022. Daarbij is namens Time to Hire verschenen [naam 1], medebestuurder van Time to Hire, tezamen met [naam 2], teamlead bij Time to Hire, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens V-NOM is verschenen [naam 3], algemeen directeur van V-NOM, vergezeld door zijn collega [naam 4], commercieel directeur van V-NOM, bijgestaan door haar gemachtigde. De zaak is met partijen besproken. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van het volgende uitgegaan.
2.1.
Time to Hire is een onderneming die werkzaamheden verricht op het gebied van werving en selectie en is gespecialiseerd in het werven en selecteren van (interim) consultants.
2.2.
Op 28 januari 2021 heeft Time to Hire per e-mail aan V-NOM een aanbod gedaan om werving en selectie werkzaamheden te verrichten teneinde kandidaten te introduceren ten behoeve van V-NOM. In de e-mail is, voor zover van belang, als optie geboden:
“(…) – 3 functies op basis van Retainer: 23% van het bruto jaarsalaris met een minimumfee van€ 8.500,- (…)”In de e-mail wordt verder verwezen naar de in de bijlage opgenomen algemene voorwaarden van Time to Hire, die, voor zover van belang, het volgende vermelden:
4. Honorarium
(..)
4.2
Met betrekking tot het honorarium is het volgende van toepassing:
a. Het honorarium is het volgende vaste bedrag/percentage van het Bruto jaarsalaris:

25% van het bruto jaarsalaris met een minimumfee van € 8.500,00
b. Van het honorarium is 1/3e verschuldigd bij aanvang van de opdracht (retainer), waarbij voor de berekening van de Retainer het gemiddelde van de salarisindicatie wordt aangehouden”.
2.3.
V-NOM is op 2 februari 2021 akkoord gegaan met het aanbod van Time to Hire en, heeft haar in het betreffende e-mailbericht meegedeeld:
“Ik ben akkoord. Laten we voor de drie kandidaten gaan!”
2.4.
Bij factuur van 8 februari 2021 brengt Time to Hire aan V-NOM een bedrag van
€ 10.825,00 inclusief btw en € 8.500,- exclusief btw in rekening, onder vermelding van “3* retainer”(hierna: de ‘Retainer’). Als vervaldatum is op de factuur vermeld 10-3-2021.
2.5.
Op 7 juni 2021 heeft Time to Hire de samenwerking tussen partijen beëindigd.

3..De vordering

3.1.
Time to Hire heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, V-NOM te veroordelen aan haar te betalen € 10.285,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening en € 1.542,75 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van V-NOM in de proceskosten.
3.2.
Aan die vordering heeft Time to Hire nakoming van de betalingsverplichting uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht ten grondslag gelegd en de vordering – verkort weergegeven – als volgt toegelicht.
3.2.1.
Time to Hire is gestart met het verrichten van werkzaamheden, dan wel het verlenen van diensten, ten behoeve van V-NOM. Conform art. 4.2 onder b van de overeenkomst van opdracht factureert Time to Hire de Retainer ter hoogte van 1/3e van het honorarium aan
V-NOM bij aanvang van de werkzaamheden. Time to Hire verricht de overeengekomen werkzaamheden en er worden 900 kandidaten benaderd, waarvan er 30 worden voorgesteld aan V-NOM. V-NOM is in gebreke gebleven met tijdige betaling van de factuur en door het verstrijken van de betalingstermijn in verzuim geraakt. Time to Hire vordert in totaal aan hoofdsom een bedrag van € 10.285,00.
3.2.2.
Time to Hire maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente, waaronder een bedrag van € 351,67 aan vervallen rente berekend tot aan de dag van de dagvaarding.
3.2.3.
Time to Hire was genoodzaakt om de incasso voor haar vordering op te starten. Time to Hire vordert buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.542,75 conform de staffel van artikel 2 lid 1 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van V-NOM strekt tot afwijzing van de vordering van Time to Hire.
V-NOM voert aan dat Time to Hire de term ‘Retainer’ niet op de juiste wijze uitlegt. Uit artikel 4.2 onder b van de algemene voorwaarden volgt dat de Retainer niet meer dan een voorschot is. Dit wordt ondersteund door artikel 4.4 van de algemene voorwaarden, op basis waarvan Time to Hire bij het niet succesvol vervullen van de functie door een aangestelde kandidaat, kosteloos verder zoekt naar een nieuwe kandidaat die de functie wel succesvol vervult. In onderlinge samenhang gelezen leidt dit tot de conclusie dat de Retainer een voorschot is op de fee die uiteindelijk verschuldigd zou zijn bij een succesvolle plaatsing door Time to Hire. Enige onduidelijkheid over de definitie van ‘Retainer’ dient bovendien voor rekening van Time to Hire te komen.
4.2.
V-NOM voert voorts aan dat de opdrachtnemer op grond van artikel 7:408 BW de overeenkomst slechts kan opzeggen, indien zij voor onbepaalde duur geldt, behoudens gewichtige redenen. De overeenkomst is echter niet voor onbepaalde tijd aangegaan en er is geen sprake van een gewichtige reden. Time to Hire heeft de tussen partijen geldende overeenkomst van opdracht derhalve in strijd met artikel 7:408 BW opgezegd. Bovendien is Time to Hire toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de dienstverlening, nu zij heeft nagelaten gekwalificeerde kandidaten aan te leveren voor de drie betreffende vacatures. Dit leidt er toe dat Time to Hire conform artikel 7:411 BW geen recht heeft op vergoeding. Voor zover relevant beroept V-NOM zich eveneens op het recht van opschorting.
4.3.
Tenslotte voert V-NOM verweer tegen de door Time to Hire gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Het bedrag stemt niet overeen met de staffel uit artikel 2 Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Zij betwist voorts dat Time to Hire buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht die meer omvatten dan de standaard werkzaamheden.

5..De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt vast dat met de aanvaarding door V-NOM van het onder 2.2 bedoelde aanbod van Time to Hire partijen, onder toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Time to Hire, een overeenkomst van opdracht hebben gesloten zoals bedoeld in artikel 7:400 BW, op grond waarvan Time to Hire tegen betaling werving en selectie werkzaamheden zou verrichten ten behoeve van V-NOM voor drie functies.
Time to Hire heeft onbetwist gesteld dat het daarbij ging om de functies Consultant Bouw, Consultant Werktuigbouw en Consultant Elektra- en Installatietechniek
5.2.
De kern van het geschil is de vraag of V-NOM de door Time to Hire in rekening gebrachte Retainer verschuldigd is.
5.3.
Volgens V-NOM zijn partijen op basis van voornoemde e-mailcorrespondentie slechts een voorschot overeengekomen, dat inhoudt dat V-NOM pas definitief het voorschot verschuldigd zou zijn als er sprake is van een succesvolle plaatsing. Nu dit voor geen van de drie functies aan de orde is, zou die vergoeding ook niet verschuldigd zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter laten de bewoordingen uit de algemene voorwaarden en het e-mailbericht van 28 januari 2021 geen ruimte voor een andere interpretatie dan dat partijen overeenstemming hebben bereikt over het feit dat de Retainer verschuldigd is bij
aanvangvan de werkzaamheden. V-NOM betwist niet dat Time to Hire wervings- en selectiewerkzaamheden heeft verricht en in dat kader potentiële kandidaten heeft voorgesteld aan V-NOM. Het staat derhalve tussen partijen vast dat de werkzaamheden zijn aangevangen. Dit betekent dat V-NOM de Retainer in beginsel is verschuldigd.
5.4.
V-NOM stelt voorts dat Time to Hire is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door geen geschikte of gekwalificeerde kandidaten te werven. Dit heeft erin geresulteerd dat voor geen van de drie vacatures een succesvolle plaatsing is verwezenlijkt. Time to Hire heeft dientengevolge geen recht op een vergoeding, aldus V-NOM. Dit betoog gaat niet op. Uit de bewoordingen van de overeenkomst volgt niet dat er sprake is van een resultaatsverbintenis. Partijen hebben bovendien tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd erkend dat er geen sprake is van een leveringsgarantie of een exclusieve samenwerking. Het feit dat er uiteindelijk geen kandidaten geplaatst zijn, doet dan ook niet af aan de verschuldigdheid van de overeengekomen vergoeding. De stelling van V-NOM dat Time to Hire slechts werkzaamheden heeft verricht met het oog op het vervullen van één van de drie vacatures slaagt evenmin. Van belang is dat partijen zijn overeengekomen dat er wervings- en selectiewerkzaamheden zouden worden verricht met het oog op het vervullen van drie vacatures, waarbij de Retainer is verschuldigd vanaf aanvang van de opdracht, ongeacht of die werkzaamheden op dat moment enkel zien op één van de drie vacatures. Eventuele teleurgestelde verwachtingen laten onverlet dat wat partijen hebben afgesproken bij het sluiten van de overeenkomst, namelijk dat V-NOM betaling verschuldigd is vanaf de aanvang van de opdracht.
5.5.
V-NOM stelt voorts dat zij de Retainer niet is verschuldigd nu Time to Hire de overeenkomst tussen partijen in strijd met artikel 7:408 BW heeft opgezegd, waardoor de overeenkomst is geëindigd voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken. Het loon van de opdrachtnemer is afhankelijk van de volbrenging of het verstrijken van die tijd. V-NOM stelt zich op het standpunt dat Time to Hire geen geschikte kandidaten heeft geïntroduceerd voor de drie betreffende vacatures, waardoor zij toerekenbaar is tekortgeschoten en de opdracht niet heeft volbracht. Afgezien van het feit dat onder rechtsoverweging 5.4 is vastgesteld dat het volbrengen van de opdracht niet afhankelijk is van de succesvolle plaatsing van kandidaten, verbindt V-NOM geen
juridischegevolgtrekking aan de haars inziens onrechtmatige opzegging en toerekenbare tekortkoming, en vordert zij evenmin bevrijding van de eigen verbintenis op de voet van artikel 6:60 BW. De stelling van V-NOM dat zij op grond van artikel 7:411 BW geen loon is verschuldigd aan Time to Hire, gaat niet op bij gebreke van een juridische grondslag daarvoor. V-NOM stelt recht te hebben op een schadevergoeding, maar heeft nagelaten een reconventionele vordering tot schadevergoeding in te stellen. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij. Het beroep op opschorting baat V-NOM evenmin, aangezien dit verweer niet leidt tot verval van de eigen verplichting maar slechts tot uitstel. De vordering van Time to Hire zal dan ook worden toegewezen.
5.6.
Time to Hire maakt tevens aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.542,75. Zij stelt hiertoe diverse aanmaningen en sommaties aan V-NOM te hebben gestuurd en dat zij via verschillende kanalen contact heeft proberen te leggen om V-NOM te bewegen tot betaling over te gaan. V-NOM betwist de omvang van de door Time to Hire gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden. Zij betwist echter niet dát die werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Ter bepaling van de hoogte van die kosten, stelt Time to Hire aansluiting te zoeken bij de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (verder het Besluit). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het bij het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal daarom een met het in het Besluit bepaalde tarief overeenkomend en daarmee redelijk geacht bedrag van € 877,85 ex btw aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen.
5.7.
Nu V-NOM met betaling van de hoofdsom in gebreke is gebleven, is zij daarover aan Time to Hire de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW verschuldigd. V-NOM heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde verschenen handelsrente ad € 351,67 en evenmin tegen de vanaf de dagvaarding over de hoofdsom gevorderde wettelijke handelsrente. Dat deel van de vordering is toewijsbaar. De gevorderde rente over rente is gelet op het bepaalde in artikel 6:119 lid 2 BW niet toewijsbaar. De gevorderde rente over incassokosten is evenmin toewijsbaar, nu niet gesteld of gebleken is dat Time to Hire die kosten al daadwerkelijk heeft gemaakt.
5.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt V-NOM in de proceskosten van Time to Hire veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten zijn vastgesteld op € 507,00 aan griffierecht en € 103,38 aan exploot- en informatiekosten. Het salaris voor de gemachtigde van Time to Hire wordt begroot op (2 punten à € 373,00) in totaal € 746,00.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt V-NOM om aan Time to Hire tegen kwijting te betalen € 10.285,00 aan hoofdsom, € 351,67 aan reeds verschenen rente en € 877,85 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 10.285,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt V-NOM in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Time to Hire vastgesteld op € 610,38 aan verschotten en € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
50724