ECLI:NL:RBROT:2022:1372

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
C/10/632141 / JE RK 22-142
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland als verzoeker aangemerkt. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de grootmoeder vaderszijde en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader, terwijl [voornaam minderjarige] bij de grootmoeder vaderszijde verblijft. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing waren eerder verlengd tot 6 februari 2022. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin. De ouders hebben verschillende standpunten ingenomen; de moeder steunt het verzoek van de GI, terwijl de vader en de grootmoeder zich daartegen verzetten. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig de situatie te verbeteren. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing te verlengen tot 6 februari 2023. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/632141 / JE RK 22-142
datum uitspraak: 7 februari 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Tiel,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam pleegmoeder], de pleegmoeder, hierna te noemen de grootmoeder vaderszijde, wonende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 11 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 18 januari 2022.
Op 7 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de grootmoeder vaderszijde,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten mw. [naam persoon] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de grootmoeder vaderszijde.
Bij beschikking van 25 januari 2021 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor netwerkpleegzorg verlengd tot
6 februari 2022.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Al een lange periode verblijft [voornaam minderjarige] bij de grootmoeder vaderszijde. Zij zal [voornaam minderjarige] ook blijven opvoeden. De moeder wenst dat zij meer als moeder bij [voornaam minderjarige] betrokken kan zijn. Daarover hebben de ouders en de grootmoeder vaderszijde nog veel strijd. Het is van belang om de omgang met [voornaam minderjarige] goed te borgen voordat de ondertoezichtstelling beëindigd zal worden.

De standpunten

De moeder heeft ter zitting het volgende verklaard. Zij is het eens met het verzoek van de GI. De moeder wil graag meer omgang met [voornaam minderjarige] om een band met haar op te bouwen. Het liefst zou zij voor [voornaam minderjarige] willen zorgen.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij het niet eens is met het verzoek van de GI. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij het volgende aangevoerd. Het gaat erg goed met [voornaam minderjarige] . De grootmoeder vaderszijde biedt [voornaam minderjarige] een stabiele en veilige plek, waar zij zich positief ontwikkelt. De omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder werd lastig te regelen op het moment dat de moeder heeft besloten om naar Oss te verhuizen.
De grootmoeder vaderszijde heeft ter zitting eveneens verklaard dat zij het niet eens is met het verzoek van de GI. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij het volgende aangevoerd. Het gaat erg goed met [voornaam minderjarige] . De grootmoeder wil voor haar blijven zorgen. De GI is onvoldoende betrokken bij [voornaam minderjarige] . Bovendien hebben adviezen van de GI tot nare situaties geleid. Zo heeft de GI [voornaam minderjarige] niet op tijd op het adres van de grootmoeder ingeschreven. Als gevolg hiervan heeft de grootmoeder problemen met de inschrijving van [voornaam minderjarige] op school gehad. Vermoedelijk kan ook pleegzorg worden betrokken bij de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Zij is altijd welkom tijdens de omgangmomenten met [voornaam minderjarige] . De grootmoeder zal [voornaam minderjarige] nooit bij haar moeder weghouden, omdat dit niet in het belang van [voornaam minderjarige] is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. In het verleden waren de ouders niet in staat om [voornaam minderjarige] een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. Daarom verblijft [voornaam minderjarige] in het kader van een ondertoezichtstelling sinds haar eerste levensjaar met een machtiging bij haar grootmoeder. Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt bij haar grootmoeder.
De ouders houden veel van [voornaam minderjarige] . Mede als gevolg van de afstand en het belang van [voornaam minderjarige] hebben de ouders echter moeite om met elkaar over de omgang met [voornaam minderjarige] overeenstemming te bereiken en om afspraken na te komen. Dit veroorzaakt onduidelijkheid en strijd tussen de ouders en de grootmoeder. [voornaam minderjarige] heeft last van deze situatie.
Nu het de ouders ondanks de ingezette hulpverlening nog niet lukt om zelfstandig de bedreiging van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden en ervoor te zorgen dat zij met beide ouders op een onbelaste wijze omgang heeft, blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat de ouders tot vaste afspraken komen. Daarbij dient ook te worden bezien wat pleegzorg kan betekenen in het contact met de moeder.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Daarbij geeft de kinderrechter toepassing aan het bepaalde in artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek waarin is bepaald dat plaatsing van een onder toezicht staande minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin uitsluitend met een machtiging tot uithuisplaatsing geschiedt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 6 februari 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten in het netwerk bij de grootmoeder vaderszijde, tot 6 februari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.