ECLI:NL:RBROT:2022:1364

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9652729
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot handhaving van concurrentie- en relatiebeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkgever, aangeduid als [eiseres], en een werknemer, aangeduid als [gedaagde 1], die recentelijk in dienst is getreden bij een nieuwe werkgever, aangeduid als [gedaagde 2]. De eiseres vorderde dat [gedaagde 1] zich zou houden aan een concurrentie- en relatiebeding uit zijn arbeidsovereenkomst, en dat [gedaagde 2] zou worden verboden om [gedaagde 1] in dienst te nemen. De eiseres stelde dat zij een zwaarwegend bedrijfsbelang had, gezien haar bijzondere positie binnen de gaming industrie, en dat het concurrentiebeding noodzakelijk was om haar bedrijfsdebiet te beschermen.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde 1] niet in strijd handelt met het concurrentiebeding door bij [gedaagde 2] te gaan werken, aangezien de activiteiten van [gedaagde 2] niet gelijk of gelijksoortig zijn aan die van [eiseres]. Bovendien was er geen bewijs dat [gedaagde 1] het relatiebeding overtrad door [gedaagde 2] te benaderen om relaties van [eiseres] te beïnvloeden. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiseres] niet toewijsbaar waren en heeft deze afgewezen, waarbij [eiseres] werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke omstandigheden van de zaak en de noodzaak voor werkgevers om voldoende bewijs te leveren voor de handhaving van concurrentie- en relatiebedingen. De kantonrechter heeft de belangen van de partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang was voor de vorderingen van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9652729 VV EXPL 22-40
uitspraak: 24 februari 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. H. Moltmaker,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

die woont in [woonplaats] ,
2. [gedaagde 2]
,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. K.P.D. Vermeulen.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1..De procedure

In het dossier zitten deze stukken:
  • de dagvaarding, met bijlagen, van 1 februari 2022;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 9 februari 2022.

2..De feiten

Van deze feiten wordt uitgegaan:
2.1
[gedaagde 1] is tot 1 februari 2022 in dienst geweest bij [eiseres] . [gedaagde 1] werkt sinds 1 februari 2022 bij [gedaagde 2] .
2.2
In de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 1] met [eiseres] staat – voor zover nu van belang –:
Gezien de bijzondere positie die [eiseres] heeft binnen de gaming industrie, heeft zij een zwaarwegend bedrijfsbelang dat partijen een concurrentie- en relatiebeding overeenkomen.
Dit betekent dat zonder voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van [eiseres] , het u gedurende de arbeidsovereenkomst, alsmede gedurende een periode van twaalf maanden na het einde daarvan, niet is toegestaan om in Nederland, België en Engeland op enigerlei wijze, al dan niet als werknemer, al dan niet direct en/of al dan niet tegen betaling en/of al dan niet financieel, betrokken te zijn bij of deel te nemen aan (de oprichting van) of werkzaam te zijn bij of voor een onderneming die activiteiten verricht die gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan de activiteiten van [eiseres] of de aan haar gelieerde ondernemingen, dan wel relaties van [eiseres] of van de aan haar gelieerde ondernemingen te benaderen om die, al dan niet direct, ertoe te bewegen niet langer relatie van [eiseres] of de aan haar gelieerde ondernemingen te zijn c.q. al dan niet direct relatie te worden van u dan wel een derde.
Het is u gedurende diezelfde periode eveneens niet toegestaan om derden behulpzaam te zijn bij of (ertoe) te bewegen om de relaties van [eiseres] en de aan haar gelieerde ondernemingen zakelijk te benaderen of (ertoe) te bewegen niet langer relatie te zijn van [eiseres] of van de aan haar gelieerde ondernemingen c.q. al dan niet direct relatie te worden van u dan wel een derde. Onder relaties van [eiseres] en van de aan haar gelieerde ondernemingen wordt in ieder geval verstaan de natuurlijke personen en rechtspersonen (leveranciers, afnemers en klanten daaronder begrepen), waarmee [eiseres] of aan haar gelieerde ondernemingen gedurende de arbeidsovereenkomst van u met [eiseres] en/of in de twee jaar direct voorafgaande aan het einde van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] zakelijke contacten heeft gehad, waaronder doch niet beperkt tot, degenen aan wie [eiseres] offertes heeft uitgebracht, met wie zij overeenkomsten heeft gesloten of gesprekken heeft gevoerd in de ruimste zin des woords over mogelijke samenwerking c.q. overeenkomsten.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van de procedure, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde 1] te gebieden zich te houden aan het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding, hem althans te verbieden een arbeidsovereenkomst of andere werkrelatie met [gedaagde 2] aan te gaan, met een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat [gedaagde 1] zich hier niet aan houdt, met een maximum van € 50.000,00;
2. [gedaagde 2] te verbieden een arbeidsovereenkomst of andere werkrelatie met [gedaagde 1] aan te gaan, met een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat [gedaagde 2] zich hier niet aan houdt, met een maximum van € 50.000,00;
3. [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van
€ 17.500,00.
3.2
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
3.3
Als dit voor de beoordeling van belang is, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [eiseres] haar vordering en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun verweer onderbouwen.

4..De beoordeling

spoedeisend belang
4.1
[eiseres] stelt voldoende om aan te nemen dat zij een spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Die vordering kan daarom in dit kort geding in behandeling worden genomen. Met de stelling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat [eiseres] pas een spoedeisend belang krijgt als ‘ [gedaagde 1] in de loop van de arbeidsrelatie met [gedaagde 2] handelingen zou verrichten die raken aan het beding’ is de kantonrechter het niet eens. [eiseres] wil de situatie laten beoordelen voordat het te laat is. Dat is haar spoedeisend belang.
bevoegdheid
4.2
De kantonrechter is op grond van artikel 93 aanhef en onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd de vordering tegen [gedaagde 1] in behandeling te nemen. Het gaat immers om een geschil dat betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst tussen hem ( [gedaagde 1] ) en [eiseres] . De kantonrechter acht zich op grond van artikel 94 lid 2 Rv en artikel 107 Rv ook bevoegd de vordering tegen [gedaagde 2] in behandeling te nemen. De vorderingen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hangen voldoende met elkaar samen en daarnaast is om ‘redenen van doelmatigheid’ (artikel 107 Rv) gezamenlijke behandeling van de vorderingen gerechtvaardigd.
kort geding
4.3
Dit is een kort geding. Dit betekent dat, op basis van wat partijen naar voren brengen en rekening houdend met het belang dat partijen hebben bij toe- of afwijzing van de vordering, beoordeeld moet worden of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure zoveel kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is daarop vooruit te lopen door nu al de voorziening te treffen die [eiseres] vordert. De kantonrechter geeft nu dan ook ‘slechts’ een voorlopig oordeel. Het is aan de bodemrechter, als de zaak aan deze wordt voorgelegd, een definitief oordeel te geven. De belangen van partijen zijn duidelijk: [eiseres] wil haar bedrijfsdebiet beschermen en wil daarom niet dat [gedaagde 1] bij [gedaagde 2] werkt, [gedaagde 1] wil zijn baan (en inkomen) bij [gedaagde 2] houden en [gedaagde 2] wil dat [gedaagde 1] bij haar blijft werken.
concurrentie- en relatiebeding
4.4
Het concurrentiebeding verbiedt [gedaagde 1] te werken voor ‘een onderneming die activiteiten verricht die gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan de activiteiten van’ [eiseres] . [eiseres] doet in beveiligingssystemen. [gedaagde 2] beheert en verhuurt commercieel vastgoed. [eiseres] gaf het op de mondelinge behandeling van de zaak zelf al aan: [gedaagde 2] en [eiseres] zijn geen concurrenten van elkaar. [gedaagde 1] kan daarom het concurrentiebeding niet overtreden door bij [gedaagde 2] te gaan werken. Het enkele feit dat [gedaagde 2] de panden die zij beheert zelf beveiligt, maakt haar nog geen concurrent van [eiseres] . De beveiliging van de panden is slechts een miniem onderdeel van het werk van [gedaagde 2] . Het is niet haar kernactiviteit en dat (beveiligingssystemen) is het van [eiseres] wel.
4.5
Het relatiebeding verbiedt [gedaagde 1] relaties van [eiseres] te benaderen om die relaties ‘ertoe te bewegen niet langer relatie van’ [eiseres] te zijn. [gedaagde 1] overtreedt dit relatiebeding dus als vast komt te staan dat hij [gedaagde 2] , zijn nieuwe werkgever, ertoe heeft bewogen niet langer relatie van [eiseres] te zijn. Dat [gedaagde 1] dit heeft gedaan blijkt uit niets. Integendeel, [gedaagde 2] is nog steeds een relatie (als iemand die een keer een bestelling plaatst althans meteen een relatie is) van [eiseres] : er staat nog een opdracht van [gedaagde 2] bij haar open. Dat [gedaagde 1] , zoals het relatiebeding ook verbiedt, derden behulpzaam is bij het onttrekken van relaties aan [eiseres] , stelt [eiseres] niet en het blijkt ook niet.
4.6
[gedaagde 1] moet zich aan het concurrentie- en relatiebeding houden. Dit volgt nu eenmaal uit de arbeidsovereenkomst en [gedaagde 1] hoeft er niet afzonderlijk toe veroordeeld te worden, zoals [eiseres] wel vordert, dit te doen. De kantonrechter kan [gedaagde 1] wel verbieden handelingen die in strijd zijn met het concurrentie- en relatiebeding te staken. Dat [gedaagde 1] handelt in strijd met het concurrentie- en relatiebeding door bij [gedaagde 2] in dienst te treden blijkt echter niet uit wat naar voren is gebracht door [eiseres] . In een bodemprocedure hebben de vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde 1] dus niet een zodanige kans van slagen dat het gerechtvaardigd is [gedaagde 1] nu te verbieden bij [gedaagde 2] te werken.
4.7
Overigens is het zo dat het concurrentie- en relatiebeding overeengekomen is vanwege, zoals [eiseres] zelf zegt, de bijzondere positie die zij inneemt binnen de gaming industrie. In de stellingen van [eiseres] komt niet goed naar voren, niet voor de kantonrechter althans, wat [eiseres] hier nu precies mee bedoelt. Dit kan echter onbesproken blijven omdat, zoals hiervoor is gebleken, ook zonder dit geoordeeld kan worden dat [gedaagde 1] het concurrentie- en relatiebeding niet overtreedt.
4.8
Het is, en de kantonrechter leest tussen de regels door dat dat voor [eiseres] eigenlijk het probleem is, begrijpelijk dat [eiseres] niet graag een werknemer waarin zij geïnvesteerd heeft ziet vertrekken. Het staat [gedaagde 1] echter vrij om te vertrekken als hij dat wil, als hij zich maar houdt aan het concurrentie- en relatiebeding. Dat [gedaagde 1] dit niet doet blijkt dus echter niet.
onrechtmatige daad
4.9
Ook als, zoals nu, geoordeeld wordt dat [gedaagde 1] het concurrentie- en relatiebeding niet overtreedt door bij [gedaagde 2] in dienst te treden, kan [gedaagde 2] niettemin onrechtmatig handelen jegens [eiseres] door [gedaagde 1] in dienst te nemen. [eiseres] voert echter niets aan om tot het (zware) oordeel te komen dat [gedaagde 2] dit inderdaad doet. [eiseres] noemt ‘onrechtmatige concurrentie op arbeidsvoorwaarden’ maar [eiseres] en [gedaagde 2] zijn (totaal) verschillende bedrijven en [gedaagde 1] stelt bij [gedaagde 2] ook heel ander werk te gaan doen dan hij bij [eiseres] deed. De kantonrechter ziet de concurrentie tussen beide bedrijven dus niet, laat staan onrechtmatige concurrentie. [eiseres] noemt ook de redelijkheid en billijkheid, maar laat onbesproken waar het ‘onaanvaardbare’ dan zit in het in dienst nemen van [gedaagde 1] . [eiseres] gebruikt meerdere keren het woord ‘ronselen’ (op een listige manier personeel werven) maar dit woord is te zwaar en het is niet gepast dit woord te gebruiken voor wat [gedaagde 2] doet met het in dienst nemen van [gedaagde 1] . De kantonrechter acht kortom, op basis van wat er nu ligt, de kans dat het [gedaagde 2] in een bodemprocedure wordt verboden [gedaagde 1] in dienst te nemen niet groot. Er is dan ook geen reden [gedaagde 2] nu alvast te verbieden dit te doen.
conclusie
4.1
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van [eiseres] niet toewijsbaar zijn. Die vorderingen worden daarom afgewezen.
kosten van de procedure
4.11
[eiseres] is de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. De kantonrechter kent aan de gemachtigde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een salaris van € 747,00 toe, het salaris voor een gemiddeld (niet eenvoudig, niet complex) kort geding.

5..De beslissing

De kantonrechter,
in kort geding:
- wijst de vorderingen van [eiseres] af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot aan dit vonnis aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vastgesteld op € 747,00 aan salaris voor hun gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686