4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij
op 15 november 2018 te Dordrecht als werkgever opzettelijk
handelingen heeft verricht en nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een werknemer, te weten [naam slachtoffer] , ontstond of te verwachten was,
immers heeft zij bij het werken met een smalle rolsteiger ten behoeve van schilderwerk aan een galerijwoning aan de [adres] te Dordrecht
in strijd met artikel 8 lid 1 en 4 van de Arbeidsomstandighedenwet haar werknemers niet doeltreffend ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s alsmede over de maatregelen die erop gericht waren deze risico’s te voorkomen of te beperken en niet voldoende toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen en/of beperken van deze risico’s, aangezien
- haar werknemers de ‘Checklist veilig werken met rolsteigers’ niet hanteerden
en
- zij het gebruik van genoemde Checklist niet verplicht stelde en
-
- haar werknemers geen ‘Laatste Minuut Risico Analyse’ invulden en
- zij de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de arbeidsplaats bij een werknemer had gelegd die onvoldoende doeltreffende instructies had ontvangen
en
in strijd met artikel 7.3 lid 2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit om te voorkomen dat het gebruik van arbeidsmiddelen gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemer(s oplevert, de rolsteiger, die op de arbeidsplaats ter beschikking van de werknemers was gesteld, niet uitsluitend gebruikt voor het doel en op de wijze en op de plaats waarvoor die rolsteiger was ingericht en bestemd, aangezien
- de rolsteiger in strijd met de gebruikershandleiding enkel via de buitenzijde kon worden beklommen en
- de rolsteiger was opgebouwd met steigermateriaal van verschillende merken
en
in strijd met artikel 7.4 lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit de rolsteiger niet zo geplaatst, bevestigd, ingericht of gebruikt, dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordeed, zoals verschuiven, omvallen of kantelen, zo veel mogelijk was voorkomen, aangezien
- de wielen van de rolsteiger niet op de rem stonden en
- de rolsteiger was opgebouwd zonder stabilisatoren en/of verankering aan de gevel
en/of andere verzekering van de stabiliteit en
- de rolsteiger niet was voorzien van een werkbordes met luik.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.