ECLI:NL:RBROT:2022:1287

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
ROT 20/6454
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan transporteur van varkens wegens welzijnsproblemen tijdens extreme hitte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een boete van € 3.000,- die was opgelegd aan een transporteur van varkens. De boete was het gevolg van een overtreding van de Wet dieren, waarbij het welzijn van de dieren in het geding was gekomen tijdens extreme weersomstandigheden op 24 juni 2019. De rechtbank oordeelde dat uit het rapport van bevindingen en de veterinaire verklaring voldoende bewijs was geleverd dat de varkens onnodig lijden hadden ondervonden door de hoge temperaturen en de omstandigheden tijdens het transport. Eiseres, de transporteur, had minder varkens kunnen laden, het vervoer eerder kunnen plannen en zorgen voor watervoorziening. De rechtbank concludeerde dat de transporteur niet voldoende maatregelen had genomen om het welzijn van de dieren te waarborgen en dat de opgelegde boete terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete, waarbij zij de ernst van de overtreding en de gevolgen voor het dierenwelzijn in overweging nam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. J.A.J. Woutersen.

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 3.000,- vanwege een overtreding van de Wet dieren
Bij besluit van 28 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] , eigenaar van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. M.M. de Vries, bijgestaan door drs. [naam] , toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiseres een boete opgelegd voor het volgende beboetbare feit:
“Dieren werden vervoerd tijdens extreme weersomstandigheden op zodanige wijze dat het de dieren onnodig lijden heeft berokkend. De omstandigheden tijdens het transport, voor het welzijn van de dieren, werd niet regelmatig gecontroleerd en niet naar behoren in stand gehouden.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3 aanhef en onder a en f, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening).
2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 27 maart 2020 is opgemaakt door twee toezichthouders van de NVWA. De toezichthouders schrijven in het rapport over hun bevindingen op 24 juni 2019 onder meer het volgende:

De maximum gemeten temperatuur in Eindhoven, het dichtstbijzijnde temperatuur- meetpunt vanaf Boxtel op www.KNMI.nl, bedroeg op 24 juni 2019 32,6 °C. Een overzicht van het KNMI met hierin de temperaturen, van voornoemde datum, is als bijlage 1 bij dit rapport van bevindingen gevoegd.
Verder zag ik, toezichthouder [naam] , in dit overzicht van Eindhoven, dat die dag de gemiddelde windsnelheid 2 Bft betrof en de gemiddelde relatieve luchtvochtigheid 52% betrof.
Op een individuele dag met een temperatuur van meer dan 30,0 °Celsius is het Protocol Veetransport onder extreme temperaturen van toepassing.
[…]
Wij, toezichthouders [naam] en [naam] , waren op maandag 24 juni 2019 onder meer belast met controle op het vervoer van dieren tijdens extreme weersomstandigheden.
Op maandag 24 juni 2019, omstreeks 13:15 uur, en later bevonden wij, toezichthouders [naam] en [naam] , ons, vergezeld van toezichthouder drs. [naam] , toezichthoudend dierenarts van de NVWA, ons op het parkeerterrein voor geladen veewagens van [naam] , [adres] , hierna te noemen: [de slachterij] . Op het parkeerterrein staan veewagens, geladen met slachtvarkens, te wachten totdat zij kunnen lossen bij [de slachterij] .
Alvorens het parkeerterrein te betreden hadden wij, toezichthouders [naam] , [naam] en [naam] , ons aangemeld en gelegitimeerd bij de receptie van [de slachterij] Tijdens de inspectie werden wij begeleid door drs. [naam] kwaliteitsmedewerker van [de slachterij] .
Wij, toezichthouders [naam] , [naam] en [naam] bevonden ons aldaar ter controle op de naleving van de voorschriften bij het vervoer van dieren, in dit geval varkens.
Bevindingen:
Aldaar zagen wij, toezichthouders [naam] en [naam] , omstreeks 14.35 uur, een truck met oplegger, met de vermelding " [eiseres] ", aan komen rijden, geladen met dieren als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a) van de Verordening, varkens, respectievelijk voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] en het Belgische kenteken [kenteken] zijnde een voertuig als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder z, van de Verordening. Gelet op hun gewicht en grootte, betrof het varkens welke bestemd waren voor de slacht.
Bij navraag door mij, toezichthouder [naam] , van de aansprakelijkheidsgegevens bij de Rijksdienst voor Wegverkeer van het genoemde Nederlandse kenteken [kenteken] bleek dat dit was geregistreerd ten name van [eiseres] [adres] . De desbetreffende gegevens zijn als bijlage 4 bij dit rapport van bevindingen gevoegd.
[…]
Ik, toezichthouder [naam] , heb de temperatuur gemeten van het voorste gedeelte van de onderste-, middelste- en bovenste laag varkens van het voertuig, de oplegger. Ik, toezichthouder [naam] , mat daar een temperatuur van respectievelijk 32.1 °C, 32.4 °C en 31.9 °C.
Ik, toezichthouder [naam] , heb de temperatuur gemeten van het achterste gedeelte van de onderste-, middelste- en bovenste laag varkens van het voertuig, de oplegger. Ik, toezichthouder [naam] , mat daar een temperatuur van respectievelijk 31.6 °C, 31.8 °C en 31.9 °C.
Ik, toezichthouder [naam] , zag dat de varkens, geladen op het vervoermiddel, zaten te hijgen, kwijlden en een sterk verhoogde ademhaling hadden.
Van de varkens, geladen op het vervoermiddel, zijn door toezichthouder [naam] video's gemaakt, die als bijlage 6 bij dit rapport van bevindingen zijn gevoegd.
Van het vervoermiddel zijn door mij, toezichthouder [naam] , twee foto's gemaakt, die als bijlage 7 en 8 bij dit rapport van bevindingen zijn gevoegd.
Ter zake deze dieren, (vlees)varkens, de omstandigheden waarin de dieren zich bevonden, de lichamelijke toestand waarin de dieren werden aangetroffen, wanneer en waardoor de toestand waarin de dieren werden aangetroffen was ontstaan, de gezondheid van de dieren was benadeeld, waardoor sprake was van vermijdbaar lijden en hoe deze situatie voorkomen had kunnen worden, is een Veterinaire Verklaring door genoemde toezichthouder drs. [naam] , toezichthoudend dierenarts van de NVWA, opgemaakt.
Bovengenoemde Veterinaire Verklaring is als bijlage 9 bij dit rapport van bevindingen gevoegd.
Uit de bevindingen van de inspecteurs en de toezichthoudend dierenarts blijkt dat het welzijn van de dieren ernstig is aangetast en dat de vervoerder deze welzijnsaantasting had moeten voorkomen. De vervoerder vervoerde dieren waarbij de vervoersomstandigheden van dien aard waren dat de dieren onnodig lijden is berokkend.
In de Veterinaire Verklaring die bij het rapport van bevindingen is gevoegd schrijft de toezichthoudend dierenarts over de lichamelijke toestand van de dieren in de wagen onder meer het volgende:

De varkens vulden met z'n allen alle compartimenten van de vrachtwagencombinatie. Ze lagen, zaten en stonden zeer dicht op elkaar. Per compartiment zaten steeds zoveel varkens dat ze geen ruimte hadden om contact met elkaar te vermijden. De vloeren van allecompartimenten waren besmeurd met de urine en uitwerpselen van de varkens waardoor de huiden van de varkens ook bezoedeld waren met urine en uitwerpselen.
Alle varkens vertoonden verschijnselen die waren toe te schrijven aan hittestress. Ik zag dat alle varkens probeerden contact met elkaar te vermijden. Ik wist dat de varkens dit bij dergelijke hoge omgevingstemperaturen als op 24 juni 2019, probeerden te doen om hetcumuleren van lichaamswarmte door uitwisseling van lichaamswarmte met elkaar door het tegen elkaar liggen of zitten zoveel mogelijk tegen te gaan. Hierbij probeerden de varkens steeds zo min mogelijk te bewegen om zo min mogelijk eigen lichaamswarmte te produceren. Ik zag dat een aantal varkens de kop naar de ventilatoren van devrachtwagen gericht had.
Ik zag dat alle varkens die ik kon zien ademden met geopende bek. Op deze manier proberen varkens via verdamping via hun ademhaling zoveel mogelijk warmte kwijt te raken en tegelijkertijd aan hun verhoogde behoefte aan verse lucht tegemoet te komen. Deademhalingsfrequentie van alle varkens was sterk verhoogd en pompend. Ik maakte dat op uit het zien van een sterk versnelde beweging van borstwand en flanken en spreiden van neusvleugels en neusgaten. Dit duidde op een sterk vergrote behoefte aan ademlucht,een duidelijk teken van benauwdheid. In rust heeft een slachtrijp vleesvarken van ongeveer 100 tot 135 kg lichaamsgewicht een ademfrequentie van tussen ongeveer 25 en 35 ademhalingen per minuut in rust bij thermo neutrale omstandigheden. Ik telde bij de meestevleesvarkens tijdens de inspectie een ademhalingsfrequentie van ruim 90 tot bij sommige dieren en op sommige momenten meer dan 150 ademhalingen per minuut. Dat is dus zeer sterk versneld!
De meeste varkens waren ook frequent aan het smakken en speekselen. Ook dat is een mechanisme van een gedrag om lichaamswarmte zoveel als mogelijk kwijt te raken.
Ik zag een aantal varkens liggen met deels weggedraaide ogen. De varkens reageerden amper tot niet op mijn aanwezigheid, noch op het beklommen worden door andere varkens en maakten een suffe, apathische indruk.
3. Eiseres voert aan dat in de Transportverordening niets is bepaald over temperaturen, alleen maar dat dieren geen extra lijden mag worden berokkend. Een overtreding kan dus niet worden vastgesteld enkel op basis van de overschrijding van een bepaalde maximum temperatuur. Op 24 juni 2019 was het Protocol Veetransport onder extreme temperaturen van toepassing en eiseres heeft zich daaraan gehouden. Zij heeft minder dieren geladen (12 procent minder) en alle 15 ventilatoren waren maximaal in werking. Ook was de route vooraf gecontroleerd en kort. Tijdens het laden en transporteren was er geen enkele hittestress bij de dieren. De wagen is om 12.45 uur aangekomen bij het slachthuis maar daar ontstond een onvoorziene vertraging waardoor de dieren pas om 15.30 uur zijn gelost. Tijdens die wachttijd heeft de controle plaatsgevonden, maar eiseres kon toen nergens meer naartoe en de dieren ook niet op een andere locatie onderbrengen. Overigens staat in het rapport van bevindingen dat de feiten om 13.15 uur zijn geconstateerd terwijl volgens het rapport de wagen pas om 14.35 uur aan kwam rijden. Niet is uitgesloten dat de constateringen niet bij de vracht van eiseres zijn gedaan en dus kan reeds daarom de boete niet in stand blijven.
Eiseres ontkent niet dat de dieren het warm hadden; dit uit zich in sneller ademen, het proberen elkaar niet te raken, het smakken en het speekselen. Dat wil echter niet zeggen dat sprake is van onnodig lijden. Er zijn ook geen dode dieren aangetroffen. Daarnaast geldt pas boven 35 °C een verbod op vervoer van dieren, dus bij een lagere temperatuur levert het vervoer niet per definitie onnodig lijden op. De door de toezichthouder geconstateerde symptomen leiden ook niet automatisch tot de conclusie dat sprake is van onnodig lijden.
Daarbij verwijst eiseres naar het door Bureau Risicobeoordeling en Onderzoek (BuRO) opgestelde ‘Advies over het transport van vleesvarkens en vleeskuikens bij (extreem) hoge temperaturen’ van 5 augustus 2020 (hierna: het BuRO-advies), waarin staat dat het ontbreekt aan robuuste indicatoren. Eiseres kan in elk geval geen verwijt worden gemaakt nu zij minder dieren heeft geladen en vooraf met de losplaats heeft gebeld. Zij kon de vertraging op de slachterij niet voorzien, terwijl de constateringen zijn gedaan nadat eiseres lang bij de slachterij heeft moeten wachten met de wagen in de brandende zon. Eiseres kon op dat moment ook niets meer doen, dus van vermijdbaar lijden kan in elk geval geen sprake zijn geweest.
Ten slotte voert eiseres aan dat het opleggen van de boete niet redelijk is en de verhoging onevenredig. Eiseres werd onverwacht en onvoorzien geconfronteerd met een opstopping bij de slachterij en kon geen kant meer op. Tot aankomst op de slachterij heeft zij er alles gedaan om aan het hitteprotocol te voldoen, aldus eiseres.
3.1.
Volgens vaste jurisprudentie mag een bestuursorgaan bij de vaststelling van een overtreding in beginsel uitgegaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door hiertoe bevoegde toezichthouders en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in de uitspraak van 11 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:477) wordt een toezichthouder geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden en kan daarom aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
3.2.
Het gaat hier om een vermeende overtreding van artikel 3, aanhef en onder a en f, van de Transportverordening. In de aanhef van artikel 3 staat dat het verboden is dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent. Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
a. a) vooraf zijn alle nodige voorzieningen getroffen om de duur van het transport tot een minimum te beperken en tijdens het transport in de behoeften van de dieren te voorzien; en
f) het transport wordt zonder oponthoud tot de plaats van bestemming uitgevoerd, en de omstandigheden voor het welzijn van de dieren worden regelmatig gecontroleerd en naar behoren in stand gehouden.
Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit verwezen naar artikel 6 en Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2 van de Transportverordening. Daarin staat onder meer dat de vervoersomstandigheden van dien aard moeten zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
Voor de vaststelling van de overtreding dient dus uit het rapport van bevindingen en de daarbij gevoegde veterinaire verklaring voldoende duidelijk te blijken dat het vervoer de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden heeft berokkend.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het rapport van bevindingen en de veterinaire verklaring voldoende duidelijk en uitgebreid beschreven welke waarnemingen de toezichthouders hebben gedaan. Beschreven is dat een toezichthouder op verschillende plekken in de wagen een temperatuur van meer dan 31 °C heeft gemeten en dat hij zag dat de varkens aan het hijgen en kwijlen waren en een sterk verhoogde ademhaling hadden. In de veterinaire verklaring staat verder beschreven wat de toezichthoudend dierenarts bij de varkens in de wagen zag. Zo staat in deze verklaring dat vloeren en huiden van de varkens besmeurd waren met urine en uitwerpselen, dat varkens zeer dicht op elkaar of over elkaar lagen of zaten, dat alle varkens ademden met geopende bek en dat de ademhalingsfrequentie sterk verhoogd was. Ook staat in de verklaring dat de varkens probeerden contact met elkaar te vermijden en zo min mogelijk te bewegen, dat de meeste varkens frequent aan het smakken en speekselen waren en dat er een aantal varkens lag met deels weggedraaide ogen en dat ze amper reageerden. Veel van wat er in de veterinaire verklaring over de varkens is beschreven, heeft de rechtbank ook op de bij het rapport gevoegde filmpjes kunnen vaststellen, die door de toezichthoudend dierenarts ter zitting nog nader zijn toegelicht. Verder is in de veterinaire verklaring voldoende gemotiveerd dat alle beschreven verschijnselen die de varkens vertoonden wijzen op hittestress. Zo is over het urineren en mesten in de verklaring uitgelegd dat varkens dit actief gaan doen als er geen natte plekken zijn, om zich in die urine en mest te kunnen wentelen en zo af te koelen. En over bijvoorbeeld het ademen met geopende bek en het frequent smakken en speekselen is uitgelegd dat dit ook gedragsmechanismen zijn om lichaamswarmte kwijt te raken. Daarnaast is in de verklaring uitgebreid gemotiveerd waarom sprake was van lijden bij de varkens. De toezichthoudend dierenarts schrijft onder meer dat varkens niet kunnen zweten en dus voor hun thermoregulatie grotendeels afhankelijk zijn van gedragsaanpassingen; bij warmte zoeken ze de koelste plekjes op en gaan ze uit elkaar liggen en vermijden contact. Het niet kunnen reguleren van de lichaamstemperatuur door gedragsaanpassingen veroorzaakt volgens de toezichthoudend dierenarts angst en chronische stress bij de dieren en hun welzijn is daardoor ernstig aangetast.
3.4.
Uit het rapport van bevindingen en de veterinaire verklaring blijkt dus voldoende duidelijk dat sprake was van lijden bij de varkens. In de enkele niet onderbouwde stelling van eiseres dat de dieren het alleen warm hadden, ziet de rechtbank geen enkele reden voor twijfel aan de juistheid van de constateringen en conclusies van de toezichthouders. Ook de verwijzing van eiseres naar het BuRO-advies kan niet afdoen aan de conclusie van de toezichthoudend dierenarts dat sprake was van hittestress en lijden bij deze dieren. Weliswaar staat in dat advies dat er in de literatuur geen gegevens zijn gevonden voor robuuste indicatoren voor hittestress, maar dat betekent niet dat niet kan worden geconcludeerd dat in een bepaalde situatie sprake is van hittestress. Dat volgt ook niet uit het BuRo-advies. Zo staat in dit advies wel dat transport bij hoge temperaturen een risico voor het dierenwelzijn betekent, namelijk een risico op hittestress, en worden daarvoor ook indicatoren genoemd zoals een hoge omgevingstemperatuur (tenminste 27 °C), een hoge luchtvochtigheid en het versneld ademhalen van de dieren. Van de indicatoren die in het BuRO-advies worden genoemd (tabel 6) is een groot deel ook benoemd door de toezichthouders: (sterk) verhoogde ademhalingsfrequentie, ademen met open bek, smakken en speekselen (kwijlen) Uit het rapport van bevindingen en de veterinaire verklaring blijkt dat daarvan in elk geval ook sprake was. Verder staat in het BuRO-advies ook dat een hoge beladingsgraad en het stilstaan van het voertuig kunnen bijdragen aan het versterken van hittestresseffecten op de dieren.
3.5.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om vanwege de in het rapport en boetebesluit vermelde tijdstippen eraan te twijfelen of de toezichthouders de constateringen bij de wagen van eiseres hebben gedaan. In het rapport van bevindingen staat dat de toezichthouders zich om 13.15 uur op het parkeerterrein bevonden voor een controle en dat zij omstreeks 14.35 uur de truck van eiseres aan zagen komen rijden en hebben geïnspecteerd. Weliswaar staat in het boetebesluit dat bij de uitoefening van het toezicht omstreeks 13.15 uur een toezichthouder de overtreding heeft geconstateerd, maar dit is duidelijk een kennelijke verschrijving zoals in het bestreden besluit ook is benoemd. Uit het rapport van bevindingen blijkt duidelijk dat de constatering van het lijden van de dieren niet al om 13.15 uur is gedaan, maar omstreeks 14.35 uur. Ook volgt uit de beschrijving in het rapport van bevindingen en de bijlagen duidelijk dat het ging om een truck met oplegger van eiseres; zo zijn de kentekens vermeld, is een uitdraai van RDW bijgevoegd waaruit volgt dat de wagen op naam van eiseres stond, is de chauffeur van eiseres aangesproken, en zijn foto’s bijgevoegd van de onderzochte wagen waarop de naam van eiseres is vermeld.
3.6.
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat zij zich gehouden heeft aan het Protocol Veetransport onder extreme temperaturen, overweegt de rechtbank dat dit protocol geen wettelijk voorschrift is. Het bevat concrete handvatten voor de vervoerders om het dierenwelzijn bij extreme temperaturen te waarborgen. De in het protocol genoemde te nemen maatregelen geven vervoerders een richtsnoer om de open norm van artikel 3 van de Transportverordening na te leven. Maar uiteindelijk rust op de vervoerder de verantwoordelijkheid om er bij ieder vervoer voor te zorgen dat het de dieren geen onnodig lijden berokkent. In dat kader is ook van belang dat het protocol keuzes biedt in de te nemen maatregelen, naar gelang de specifieke situatie. Zo staat in het protocol als maatregel het verlagen van de beladingsgraad en wordt daarbij voor varkens een verlaging van 10 tot 20 procent genoemd. Eiseres stelt de beladingsgraad met 12 procent te hebben verlaagd. Hoewel dit niet in strijd is met het protocol, was deze mate van verlaging kennelijk niet voldoende om hittestress en dus lijden bij de varkens te voorkomen. Eiseres had dus, in lijn met het protocol, meer kunnen doen dan zij heeft gedaan. Verder wordt in het protocol ook als maatregel het vervroegd laden van de dieren genoemd. Weliswaar heeft eiseres de dieren in de ochtend geladen (rond 10.00 uur) maar dat betekende in dit geval dat de dieren in de middag aankwamen op het slachthuis. Niet is gebleken dat het voor eiseres onmogelijk was de dieren vroeger op de dag te vervoeren. Weliswaar is zij daarin afhankelijk van de slachterij, maar de eigenaar van eiseres heeft ook op zitting verklaard dat een dag van tevoren de planning aan het slachthuis wordt doorgegeven en toen was al bekend dat er extreme hitte werd verwacht.
3.7.
Wat betreft het oponthoud bij de slachterij stelt de rechtbank voorop dat op eiseres als vervoerder de verantwoordelijkheid rust om de vervoersomstandigheden zodanig te laten zijn dat onnodig lijden bij de dieren wordt voorkomen. In dat kader mag van eiseres worden verwacht dat bij (de organisatie van) het vervoer enige marge wordt ingebouwd om zelfs bij niet direct voorzienbare omstandigheden zoveel als mogelijk te voorkomen dat de dieren lijden wordt berokkend. Ter zitting is op basis van de stukken en door eiseres gegeven toelichting vastgesteld dat de wagen rond 12.45 uur is aangekomen bij de slachterij en daar buiten het terrein heeft moeten wachten tot 14.15 uur. Toen is de wagen het slachthuisterrein opgereden, waarna om 14.35 uur de toezichthouders de wagen hebben geïnspecteerd en om 15.20 uur de wagen is gelost. De wagen heeft dus ongeveer anderhalf uur buiten het slachthuisterrein moeten wachten en nog eens ongeveer een uur op het slachthuisterrein.
Verweerder stelt terecht dat het op de weg van eiseres had gelegen om vóór het transport te anticiperen op een mogelijke opstopping bij het slachthuis en voor die situatie een plan B te hebben. Eiseres had er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen minder varkens te vervoeren en dit vroeg in de ochtend te doen, of gelet op de verwachte hitte de varkens te vervoeren in een vrachtwagen met drinkwatervoorziening. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken dat de opstopping bij het slachthuis een onvoorziene omstandigheid betreft. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat het niet ongebruikelijk is dat er opstoppingen ontstaan bij het slachthuis; er hoeft maar iets mis te gaan bij het slachthuis en er ontstaat al een vertraging. Ook in het Protocol Veetransport onder extreme temperaturen wordt een wachttijd bij het slachthuis niet als onvoorzienbare omstandigheid genoemd. Eiseres heeft gesteld dat de chauffeur voorafgaande aan het vervoer heeft gebeld met de slachterij en toen niet te horen heeft gekregen dat er problemen zouden zijn. Dit is echter een enkele stelling die eiseres niet heeft onderbouwd. Verweerder heeft gezegd eraan te twijfelen dat minder dan een uur voor aankomst een dergelijk mededeling door het slachthuis zou zijn gedaan, gelet op de wachtrij waarin de wagen is beland. Maar wat er ook zij van het gestelde telefoongesprek met het slachthuis, een mogelijke opstopping bij het slachthuis is een omstandigheid die niet volkomen onvoorzienbaar is en zeker gelet op de weersverwachting voor die dag en het inwerking getreden hitteprotocol had eiseres met die mogelijkheid rekening moeten en kunnen houden. Gelet op al het voorgaande kan de rechtbank niet concluderen dat eiseres verminderd of niet verwijtbaar heeft gehandeld of dat het lijden van de varkens onvermijdbaar was.
3.8.
Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en was bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen. De rechtbank overweegt dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop. De rechtbank vindt de gebruikelijke boete van € 1.500,- voor dit soort overtredingen in het algemeen evenredig. In dit geval heeft verweerder de boete verdubbeld op grond van artikel 2.3, aanhef en onder b, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht vastgesteld dat de gevolgen van deze overtreding voor het dierenwelzijn ernstig waren. Uit het rapport van bevindingen en de veterinaire verklaring blijkt duidelijk dat het welzijn van de varkens ernstig is aangetast door de vervoersomstandigheden bij extreem weer. Uit de grafiek zoals die is opgenomen in de veterinaire verklaring (p. 7, figuur 3) blijkt dat bij een luchtvochtigheid van 52 % (en die was zo op 24 juni 2019) al bij een temperatuur van boven de 28 °C gevaar voor de slachtvarkens aanwezig is. De temperatuur op 24 juni 2019 lag veel hoger dan die 28 °C. Die lag op een niveau waarbij volgens de genoemde tabel met de luchtvochtigheid van 52% een “emergency” situatie ontstaat.
Zoals hiervoor is overwogen is eiseres voor het transport onder die omstandigheden verantwoordelijk. De rechtbank vindt ook de verhoogde boete van € 3.000,- in dit geval niet onredelijk of onevenredig.
4. Het beroep is dus ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
25 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.