1.7.Na de schorsing van het onderzoek ter zitting heeft eiser desgevraagd zijn verzoek om vergoeding van verletkosten nader toegelicht. Verweerder heeft desgevraagd toegelicht dat aan het College op grond van artikel 2 van het Mandaatbesluit niet beheersaangelegenheden Openbaar Ministerie 2017 (Staatscourant 2017, 17477) een mandaat is verleend om te beslissen op Wob-verzoeken namens verweerder. Voorts heeft verweerder te kennen gegeven dat opnieuw op het bezwaar zal worden beslist.
2. Met het bestreden besluit 2, waarbij opnieuw is beslist op het bezwaar, heeft verweerder het bezwaar deels gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, omdat het verzoek 2 ten onrechte is afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb, dit omdat het besluit van 26 augustus 2020, waarin het verzoek 1 buiten behandeling is gesteld, geen geheel of gedeeltelijke afwijzende beslissing betreft.
Verweerder heeft het verzoek 2 vervolgens buiten behandeling gesteld, omdat sprake is van misbruik van recht, dit gelet op de vele Wob-verzoeken die eiser heeft ingediend bij verweerder en het OM en de omstandigheid dat het doel van het verzoek 2 niet is om informatie voor een ieder openbaar te maken, maar om een vete met [naam] uit te vechten.
3. Eiser heeft, kort weergegeven, betoogd dat geen sprake is van misbruik van recht, dit omdat het feit dat hij een persoonlijk belang kan hebben bij het verzoek 2 niet betekent dat hij dit recht misbruikt voor een ander doel. Voorts verzet de aard van een Wob-verzoek zich volgens hem tegen misbruik van recht, omdat anders bepaalde onderwerpen niet openbaar worden gemaakt.
4. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht, wat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen.
5. Met het bestreden besluit 2 is het bestreden besluit 1 vervangen in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit 2, nu dat besluit niet geheel tegemoet komt aan het beroep. De vraag doet zich dan voor of eiser nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het vervangen besluit. Dat procesbelang kan onder meer zijn gelegen in een aanspraak op schadevergoeding. Daarvan is de rechtbank in deze zaak niet gebleken. Het beroep is dan ook in zoverre niet-ontvankelijk.