ECLI:NL:RBROT:2022:12278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C/10/643103 / HO RK 22/326
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in het kader van de WHOA-procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2022 een beschikking gegeven in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft op 16 augustus 2022 een verklaring ter griffie gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Tevens heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw) voor een periode van vier maanden. Dit verzoek is gedaan omdat een belanghebbende, de besloten vennootschap [Z], eerder een verzoek tot faillietverklaring van verzoekster had ingediend. De rechtbank heeft in een tussenbeschikking van 19 augustus 2022 een tijdelijke afkoelingsperiode afgekondigd tot de eindbeslissing op het verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 augustus 2022 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaten van verzoekster en de belanghebbende. Verzoekster heeft aangegeven dat zij binnen twee maanden een akkoord aan haar schuldeisers zal aanbieden en dat er een noodzaak is voor financiële herstructurering om faillissement te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming van verzoekster voort te zetten tijdens de voorbereiding van het akkoord. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een afkoelingsperiode van drie maanden af te kondigen, ingaande op 19 augustus 2022, en heeft daarbij de bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen van verzoekster beperkt.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangen van de schuldeisers gediend zijn bij de afkoelingsperiode, omdat een akkoord hogere uitkeringen aan schuldeisers kan opleveren dan in het geval van een faillissement. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een observator aan te stellen, zoals door de belanghebbende was verzocht, omdat dit niet voldoende onderbouwd was. De beschikking is openbaar uitgesproken op 5 september 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
afkondigen afkoelingsperiode
zaak/rekestnummer: C/10/643103 / HO RK 22/326
uitspraakdatum: 5 september 2022
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaten: mrs. M. Kooiman en W.Th. van Dijk, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 16 augustus 2022 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Eveneens op 16 augustus 2022 heeft verzoekster ter griffie een verzoekschrift, met acht producties, ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden.
1.4.
Verzoekster heeft de besloten vennootschap [Z] (hierna: ‘ [Z] ’), gevestigd te [vestigingsplaats] , als belanghebbende aangeduid. [Z] heeft eerder – op 2 augustus 2022 – een verzoek tot faillietverklaring van verzoekster bij de rechtbank ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 19 augustus 2022 bij wijze van tijdelijke voorziening een afkoelingsperiode afgekondigd voor de periode totdat bij eindbeslissing op het verzoek is beslist en een datum voor de (online) mondelinge behandeling van het verzoekschrift bepaald.
1.6.
De advocaat van verzoekster heeft bij brief van 24 augustus 2022 producties 10 tot en met 16 in het geding gebracht.
1.7.
Het verzoek is op 25 augustus 2022 in raadkamer behandeld en nader toegelicht. In raadkamer zijn, door middel van een video-verbinding, gehoord:
  • [naam 1] , middellijk bestuurder van verzoekster;
  • [naam 2] , manager van verzoekster;
  • mr. W.Th. van Dijk, advocaat van verzoekster;
  • mr. M. Kooiman, advocaat van verzoekster; en
  • mr. M.P.J. Kik, advocaat van belanghebbende [Z] .
1.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. M. Kooiman spreekaantekeningen voorgedragen die zij voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft overgelegd.
1.9.
Mr. M.P.J. Kik heeft tijdens de mondelinge behandeling namens [Z] om aanstelling van een observator verzocht.
1.10.
De uitspraak is (nader) bepaald op vandaag.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Verzoekster doet een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor de duur van vier maanden. Verzoekster zegt toe dat zij binnen twee maanden een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw aan haar schuldeisers zal aanbieden. Verzoekster streeft vooralsnog ernaar om het akkoord in de loop van de maand september 2022 aan te bieden.
2.2.
Verzoekster is een houdstermaatschappij. Verzoekster neemt direct en indirect deel in een aantal vennootschappen. Verzoekster voert het management van de werkmaatschappijen en ontvangt daarvoor een management fee. In de werkmaatschappijen waarin door verzoekster wordt deelgenomen – [werkmaatschappij 1] en [werkmaatschappij 2] – worden onder andere materialen en diensten voor de olie-, gas-, hernieuwbare, PowerGen-, pulp-, papier- petrochemische en raffinage-industrieën verhandeld.
2.3.
De belangrijkste oorzaken voor de ontstane verliessituatie en de daarmee samenhangende liquiditeitstekorten zijn in het verzoekschrift uiteengezet en ter zitting nader toegelicht. Kort samengevat, door grote liquiditeitsdruk als gevolg van diverse onverwachte aflossings- en terugbetalingsverplichtingen is het werkkapitaal dat nodig was om nieuwe transacties te financieren sterk teruggelopen, waardoor veel orders niet aangenomen konden worden. Dit in combinatie met de financiële gevolgen van de coronapandemie en de energiecrisis heeft ertoe geleid dat de groep niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen.
Er bestaat een noodzaak van een financiële herstructurering omdat de groep op middellange termijn en ondanks substantiële investeringen van de (indirect) aandeelhouders anders niet in staat zal zijn aan haar verplichtingen te voldoen. Zonder de herstructurering is de kans op een faillissement aanzienlijk. Naar de huidige inzichten is de business case van de groep naar voren toe gezond, maar heeft de groep een te hoge schuldenlast met daaraan verbonden zekerheden waardoor deze teveel is gaan wringen.
2.4.
De groep is thans bezig de details van de herstructurering en van een aan te bieden akkoord (dan wel meerdere akkoorden) uit te werken. Als het akkoord slaagt, dan bestaat er een reëel overlevingsperspectief voor de groep.
2.5.
Verzoekster heeft belang bij een afkoelingsperiode, omdat [Z] een verzoek tot faillietverklaring van verzoekster bij de rechtbank heeft ingediend. De afkoelingsperiode is noodzakelijk om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Over de financiering van de voortzetting van de onderneming van de groep heeft verzoekster gesteld dat zij momenteel in gesprek is met een nieuwe financier en onderzoekt of die beoogde nieuwe financier bereid is om financiering op projectbasis te verstrekken. Zodra er weer financiering is, kunnen er orders aangenomen worden en marges gerealiseerd worden.
2.6.
De belangen van de schuldeisers van verzoekster zijn bij een afkoelingsperiode gediend omdat met een akkoord hogere uitkeringen aan de schuldeisers kunnen plaatsvinden dan in een faillissement. Uitgaande van de orders die in de pijplijn zitten en de bereidheid van de financier om de projecten te financieren is de verwachting dat aan de concurrente crediteuren een uitkering van 30% op de vorderingen kan worden voldaan. Die 30% zal in drie tranches worden voldaan met een looptijd van naar verwachting 1,5 jaar. Met de Belastingdienst zal in overleg worden getreden over het percentage waarmee zij bereid is genoegen te nemen. Onderzocht wordt verder in welke klasse de separatisten, waaronder [Z] , moeten worden ingedeeld. De zekerheidsrechten zijn thans niets waard, omdat er geen handelsdebiteurenportefeuille is en er ook overigens geen activa van waarde zijn. [Z] wordt dan ook door afkondiging van een afkoelingsperiode niet wezenlijk in haar belangen geschaad.
2.7.
De lopende verplichtingen van verzoekster kunnen blijkens de overgelegde – enkelvoudige en geconsolideerde – liquiditeitsprognoses van verzoekster tijdens de afkoelingsperiode worden voldaan. De liquiditeitsprognose is positief en in de exploitatie van de groep wordt geen verlies geleden. In deze prognose wordt ervan uit gegaan dat de nieuwe projectfinanciering tot stand komt.

3.Het standpunt van [Z]

3.1.
is sceptisch over de slagingskans van het WHOA-traject. Zij acht het faillissement van verzoekster onafwendbaar. Er is niet voldaan aan de voorwaarden om het verzoek toe te wijzen. [Z] kan de door verzoekster verstrekte informatie niet controleren. [Z] wordt in haar belang geschaad in die zin dat in een faillissement de curator kan onderzoeken wat er is gebeurd. [Z] wil verder haar pandrecht kunnen uitwinnen als er debiteuren zijn. [Z] wil niet maandenlang gedwongen langs de zijlijn staan. Nu verzoekster heeft toegezegd dat een akkoord met twee maanden volgt, dient een eventuele afkoelingsperiode hooguit twee maanden te duren. Als een afkoelingsperiode wordt afgekondigd, vraagt [Z] om aanstelling van een observator, opdat een onafhankelijke derde toezicht kan houden.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank heeft in haar beschikking van 19 augustus 2022 vastgesteld dat sprake is van een besloten akkoordprocedure en dat zij bevoegd is van de in het kader van de akkoordprocedure gedane verzoeken kennis te nemen.
4.2.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. [Z] heeft immers een verzoek tot faillietverklaring van verzoekster bij de rechtbank ingediend.
4.3.
Ook is summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van verzoekster bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Uit de stellingen van verzoekster volgt dat – indien de herstructurering slaagt – er een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan ingeval van een faillissement; een faillissement dat zonder totstandkoming van een akkoord waarschijnlijk onafwendbaar zal zijn. Gelet op het gestelde ontbreken van aan [Z] verpande goederen, valt redelijkerwijs aan te nemen dat [Z] niet wezenlijk in haar belangen wordt geschaad.
4.4.
Verzoekster heeft verklaard en onderbouwd dat zij haar lopende verplichtingen kan voldoen gedurende de komende vier maanden, waarbij overgelegde liquiditeitsprognoses erop zijn gebaseerd dat de beoogde nieuwe financier de projecten zal financieren. Nu de onderhandelingen met deze nieuwe financier evenwel nog gaande zijn en de voorwaarden waaronder die financier bereid is financiering te verstrekken nog worden onderzocht, ziet de rechtbank aanleiding om een afkoelingsperiode van drie maanden te gelasten, ingaande op de datum van de tussenbeschikking.
4.5.
Indien verlenging van de afkoelingsperiode wordt verzocht, zal de rechtbank onder meer willen weten of verzoekster de nieuwe financiering heeft bewerkstelligd en wat de status is van het akkoordaanbod.
4.6.
[Z] heeft onvoldoende onderbouwd dat het in dit stadium nodig is een observator aan te stellen om toezicht te houden op de totstandkoming van het akkoord en ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers.

5.De beslissing

De rechtbank:
- kondigt een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw voor een periode van drie maanden, ingaande op 19 augustus 2022, die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden; en
- dat de behandeling van een door een schuldeiser jegens verzoekster ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. J. Schreurs-van de Langemheen, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 september 2022.