In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, Van den Bosse Bewindvoeringen B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam], een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam gedaagde]. De eiser vorderde verlof voor lijfsdwang om de gedaagde te dwingen de hond, die eerder aan hem was toevertrouwd, terug te geven. De achtergrond van de zaak betreft een eerdere veroordeling van de gedaagde tot teruggave van de hond, welke niet is nagekomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de hond inmiddels aan een derde heeft verkocht en dat hij niet meer in het bezit is van de hond. Hierdoor is de vordering tot lijfsdwang afgewezen, omdat het niet proportioneel zou zijn om de gedaagde te gijzelen voor iets waar hij niet meer over beschikt. De rechter heeft ook overwogen dat de gedaagde te maken heeft met sociale en geestelijke problematiek, wat een extra reden was om de vordering af te wijzen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.