ECLI:NL:RBROT:2022:1223

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
C/10/630047 / KG ZA 21-1078
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot meewerken aan verkoop woning en verdeling eenvoudige gemeenschap afgewezen wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Rotterdam, heeft de vrouw een kort geding aangespannen tegen de man, met als doel hem te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van hun gezamenlijke woning en de verdere verdeling van hun eenvoudige gemeenschap. De vrouw en de man hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van de woning, die belast is met een hypothecaire lening. Na de beëindiging van hun relatie heeft de vrouw in de woning verbleven en heeft zij vrijwel alle lasten betaald. De vrouw heeft de man aangeboden zijn aandeel in de woning over te nemen, maar de man heeft niet gereageerd op deze aanbieding en heeft in plaats daarvan een bodemprocedure aangespannen voor de verdeling van de gemeenschap.

De vrouw vorderde in kort geding dat de man binnen 14 dagen zijn medewerking zou verlenen aan de notariële overdracht van zijn aandeel in de woning, de aflossing van drie kredieten, en de toedeling van een auto aan de man. De man voerde verweer en betwistte de spoedeisendheid van de vorderingen van de vrouw. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de man al een bodemprocedure had aangespannen en de vrouw de uitkomst daarvan niet kon afwachten. De vorderingen van de vrouw werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/630047 / KG ZA 21-1078
Vonnis in kort geding van 20 januari 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. A.J. Broekhuizen-Termaat te Gorinchem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 december 2021, met producties;
  • de brief van mr. Meeuwsen van 3 januari 2022, met producties;
  • de brief van mr. Broekhuizen-Termaat van 5 januari 2022, met aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 6 januari 2022;
  • de pleitnota van mr. Broekhuizen-Termaat;
  • de pleitnota van mr. Meeuwsen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben op
30 januari 2018 een samenlevingsovereenkomst gesloten. De relatie is in augustus 2021 beëindigd.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te [postcode] [woonplaats 2] (hierna: de woning). De woning is belast met een hypothecaire geldlening van
€ 273.412,00.
2.3.
Partijen zijn daarnaast ieder hoofdelijk aansprakelijk voor drie kredieten van
€ 5.168,08 voor de tuin (nr. [contractnummer 1] ), € 11.783,72 voor de inboedel (nr. [contractnummer 2] ) en
€ 6.715,02 voor de auto (nr. [contractnummer 3] ). Partijen zijn tevens gezamenlijk eigenaar van een auto en de inboedel.
2.4.
De woning is op 17 augustus 2021 door Groen Makelaardij te Gorinchem getaxeerd voor een marktwaarde van € 450.000,00. Partijen waren bij de taxatie aanwezig.
2.5.
Na de beëindiging van de relatie heeft de man de woning verlaten en is de vrouw in de woning blijven wonen. Zij voldoet sinds september 2021 vrijwel alle eigenaars- en gebruikerslasten.
2.6.
De vrouw heeft (aanvankelijk) kenbaar gemaakt dat zij het aandeel van de man in de woning wilt overnemen tegen het getaxeerde bedrag van € 450.000,00. De man heeft daarop als volgt per WhatsApp gereageerd:

[afbeelding whatsappgesprek met de namen van eiseres en gedaagde]

2.7.
Naar aanleiding hiervan heeft de vrouw contact opgenomen met een hypotheekadviseur om een renteaanbod van de bank te verkrijgen.
2.8.
Tussen partijen hebben daarna meerdere WhatsApp conversaties plaatsgevonden over de waarde van de woning. Voor zover van belang is daarin het volgende gezegd:

[afbeelding whatsappgesprek met de namen van eiseres en gedaagde]

2.9.
Op 8 september 2021 hebben partijen opnieuw over de waarde van de woning gesproken. Op 9 september hebben zij de volgende WhatsApp conversatie gevoerd:

[afbeelding whatsappgesprek met de namen van eiseres en gedaagde]

2.10.
Op 13 oktober 2021 heeft de man aan de vrouw laten weten dat hij toch wil dat de woning wordt verkocht aan een derde.
2.11.
Bij brief van 29 oktober 2021 heeft mr. Broekhuizen-Termaat de man gesommeerd om uiterlijk op 5 november 2021 aan te geven of hij akkoord is met de waardebepaling van de woning op € 470.000,00 en zal meewerken aan de verdeling en levering van de woning aan de vrouw. De man heeft niet op deze sommatie gereageerd.
2.12.
Bij dagvaarding van 8 december 2021 heeft de man een bodemprocedure aanhangig gemaakt en verdeling van de eenvoudige gemeenschap tussen partijen gevorderd en gevorderd om de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan verkoop van de woning. De zaak staat voor conclusie van antwoord op 2 februari 2022.

3..Het geschil

3.1.
De vrouw vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de man te veroordelen om binnen 14 dagen na dit vonnis, zijn medewerking te verlenen aan de notariële overdracht en levering aan de vrouw van zijn aandeel in de woning en aan alles wat vereist is voor zijn ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening;
de man te veroordelen om binnen 14 dagen na dit vonnis, zijn medewerking te verlenen aan aflossing van de drie kredieten, lening nr. [contractnummer 1] , lening nr. [contractnummer 2] en lening nr. [contractnummer 3] direct bij toedeling van de woning aan de vrouw, althans zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van deze kredieten aan de vrouw zodat zij tot aflossing daarvan kan overgaan;
de man te veroordelen om binnen 14 dagen na dit vonnis, zijn medewerking te verlenen aan toedeling van de auto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] aan de man en waar nodig aan de wijziging tenaamstelling daarvan;
indien de onder 1, 2 of 3 genoemde termijn is verstreken zonder dat de bedoelde medewerking behoorlijk is verleend, dit vonnis in de plaats te laten treden van alle door de man te verrichten (rechts)handelingen om tot levering van de woning aan de vrouw, aflossing van de kredieten en toedeling van de auto aan de man te komen;
de man te veroordelen tot betaling van de helft van de taxatie ad € 500,00, alsmede de helft van de nog openstaande lokale belastingen en de helft van de hypotheeklasten van eind september tot heden, zoals genoemd onder nummers. 27, 28 en 29 van de dagvaarding.
3.2.
De man voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Ten aanzien van de eerste, tweede en derde vordering

4.1.
De vorderingen van de vrouw strekken tot veroordeling van de man tot – kort gezegd – medewerking aan de overdracht en levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw, alsmede een verdere verdeling van een deel van de eenvoudige gemeenschap die tussen partijen bestaat. Als uitgangspunt geldt dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Dit kan tijdelijk anders zijn indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een van partijen aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die met de verdeling worden gediend of indien partijen de bevoegdheid om verdeling te vorderen voor een bepaalde periode hebben uitgesloten.
4.2.
In dit geval is duidelijk dat de woning (met de daaraan verbonden hypothecaire verplichtingen) aan een van partijen moet worden overgedragen of dat deze aan een derde moet worden verkocht.
4.3.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij in de woning wil blijven wonen, dat zij de man kan uitkopen en de hypotheek kan overnemen. Volgens de vrouw hebben partijen overeenstemming bereikt over de waarde van de woning, te weten € 470.000,00. Een reële waarde, aldus de vrouw. De vrouw heeft er geen vertrouwen in dat de man op korte termijn gaat meewerken aan toedeling van de woning aan de vrouw. De vrouw is daar al sinds augusutus 2021 mee bezig en wenst niet langer in onverdeeldheid te blijven. Zij heeft een spoedeisend belang bij het gevorderde nu zij een renteaanbod van de bank heeft ontvangen en opnieuw verlenging van dit aanbod heeft gevraagd. Als de bank dit verzoek afwijst, moet de vrouw een nieuw renteaanbod afwachten, wat waarschijnlijk hoger zal zijn.
4.4.
De man betwist dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de woning. De taxatie van de woning op 17 augustus 2021 was voorafgaand aan het verbreken van de relatie niet in het kader van de verdeling maar voor de verkrijging van een aanvullende financiering om zo andere schulden af te lossen. Het bedrag van € 470.000,00 is niet reëel. Het andere hoekhuis in de rij van de woning is onlangs voor een bedrag van
€ 517.000,00 verkocht. De man heeft daarom een koopadvies laten opstellen voor de woning waaruit een vraagprijs van € 530.000,00 blijkt. De man betwist het spoedeisende belang van de vrouw bij haar vorderingen. Dat de bank de vrouw een renteaanbod heeft gedaan, en dat zij verlenging daarvan heeft verzocht, heeft zij niet met stukken onderbouwd.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De man heeft reeds een bodemprocedure aanhangig gemaakt waarin hij medewerking van de vrouw aan verkoop van de woning en verdeling van de gemeenschap vordert. Dat de vrouw de uitkomst hiervan niet kan afwachten is niet gebleken. Zij stelt weliswaar dat zij een renteaanbod van de bank heeft ontvangen en dat dit aanbod dreigt te verlopen, maar heeft dit niet onderbouwd. De vrouw heeft slechts screenshots van gesprekken met de hypotheekadviseur overgelegd. Van een concreet renteaanbod is niet gebleken. Dat indien het renteaanbod verloopt en renteverhoging dreigt, heeft de vrouw evenmin onderbouwd. Daar komt bij dat op grond van de overgelegde producties en het verhandelde ter zitting betwijfeld moet worden of de vrouw de financiering wel rond krijgt. Ter zitting heeft zij de stelling van de man dat zij de kredieten inzake de tuin en de inboedel niet mee gefinancierd kan krijgen niet betwist. Dat in de bodemprocedure mogelijk wordt geoordeeld dat partijen zijn overeengekomen dat de vrouw de woning tegen een waarde van € 470.000,00 mocht overnemen doet aan het voorgaande niets af.
4.6.
De vrouw vordert daarnaast dat de man wordt veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan aflossing van de drie kredieten en aan toedeling van de auto aan hem. De vrouw heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat een directe gehele verdeling van de eenvoudige gemeenschap tussen partijen praktisch is en dat partijen voor de kredieten en voor de auto dan niet langer hoofdelijk aansprakelijk zijn. Dat de vrouw de uitkomst van de bodemprocedure ten aanzien van deze punten niet kan afwachten, stelt zij niet. Van een spoedeisend belang bij het gevorderde is daarom niet gebleken. Bovendien miskent de vrouw hiermee dat er nog meer goederen zijn die verdeeld moeten worden, zoals de inboedel. Van overeenstemming tussen partijen over een volledige verdeling is dan ook geen sprake. De vorderingen worden om die reden afgewezen.
Ten aanzien van de vierde vordering
4.7.
De vierde vordering moet, vanwege de samenhang daarmee, in navolging van de eerste, tweede en derde vordering worden afgewezen.
Ten aanzien van de vijfde vordering
4.8.
De vijfde vordering is een geldvordering waarvoor in kort geding geldt dat terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats is. Bij de beoordeling van de vordering speelt voorts een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is. Daarnaast moet de vordering bepaalbaar zijn.
De vrouw stelt niet dat een onmiddellijke voorziening op dit punt is vereist is. Daar komt bij dat de vordering onvoldoende bepaalbaar is nu daarin geen concrete bedragen aan hypotheeklasten en lokale belastingen worden genoemd. Dit alles leidt tot afwijzing van deze vordering.
Ten aanzien van de proceskosten
4.9.
In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.2180/2009