ECLI:NL:RBROT:2022:12207
Rechtbank Rotterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Vaststelling salaris observator in WHOA-zaak
In deze zaak, die betrekking heeft op de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), heeft de rechtbank Rotterdam op 4 april 2022 een beschikking gegeven over de vaststelling van het salaris van de observator, mr. R. Le Grand. De aanstelling van mr. Le Grand als observator was eerder op 21 maart 2022 ingetrokken, waarbij hij werd opgedragen om een overzicht van zijn gemaakte kosten op te stellen en deze aan de rechtbank en Vendo toe te zenden. Op 28 maart 2022 ontving de rechtbank een brief van mr. Le Grand met een opgave van zijn kosten als observator. Vervolgens is op 29 maart 2022 een kopie van deze brief aan de advocaat van de verzoekster, mr. B. Besseling, gestuurd, waarbij de verzoekster de gelegenheid kreeg om haar zienswijze te geven over de kosten.
Op 31 maart 2022 heeft mr. Besseling namens de verzoekster aangegeven dat er geen opmerkingen waren over de door de observator gemaakte kosten. De observator heeft de rechtbank verzocht om zijn kosten vast te stellen op € 8.500 voor salaris en € 340 voor kantoorkosten, beide bedragen te vermeerderen met BTW. De rechtbank oordeelde dat deze kosten niet onredelijk waren, vooral omdat er geen bezwaren van de verzoekster waren geuit. De rechtbank heeft de kosten van de observator definitief vastgesteld conform de opgave van de observator, waarbij eerder was bepaald dat deze kosten ten laste van de verzoekster komen.
De rechtbank heeft in haar beslissing het salaris van de observator vastgesteld op € 8.500,00, te vermeerderen met kantoorkosten van € 340,00, beide bedragen exclusief BTW. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.