ECLI:NL:RBROT:2022:12207

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/632311 FT HO 22/31
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling salaris observator in WHOA-zaak

In deze zaak, die betrekking heeft op de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), heeft de rechtbank Rotterdam op 4 april 2022 een beschikking gegeven over de vaststelling van het salaris van de observator, mr. R. Le Grand. De aanstelling van mr. Le Grand als observator was eerder op 21 maart 2022 ingetrokken, waarbij hij werd opgedragen om een overzicht van zijn gemaakte kosten op te stellen en deze aan de rechtbank en Vendo toe te zenden. Op 28 maart 2022 ontving de rechtbank een brief van mr. Le Grand met een opgave van zijn kosten als observator. Vervolgens is op 29 maart 2022 een kopie van deze brief aan de advocaat van de verzoekster, mr. B. Besseling, gestuurd, waarbij de verzoekster de gelegenheid kreeg om haar zienswijze te geven over de kosten.

Op 31 maart 2022 heeft mr. Besseling namens de verzoekster aangegeven dat er geen opmerkingen waren over de door de observator gemaakte kosten. De observator heeft de rechtbank verzocht om zijn kosten vast te stellen op € 8.500 voor salaris en € 340 voor kantoorkosten, beide bedragen te vermeerderen met BTW. De rechtbank oordeelde dat deze kosten niet onredelijk waren, vooral omdat er geen bezwaren van de verzoekster waren geuit. De rechtbank heeft de kosten van de observator definitief vastgesteld conform de opgave van de observator, waarbij eerder was bepaald dat deze kosten ten laste van de verzoekster komen.

De rechtbank heeft in haar beslissing het salaris van de observator vastgesteld op € 8.500,00, te vermeerderen met kantoorkosten van € 340,00, beide bedragen exclusief BTW. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank ROTterdam

Team insolventie
vaststelling salaris observator
rekestnummer: 632311 FT HO 22/31
uitspraakdatum: 4 april 2022
beschikking in de openbare akkoordprocedure van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster]
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. B. Besseling,
hierna: [verzoekster] .

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van 21 maart 2022 is de aanstelling van mr. R. Le Grand als observator ingetrokken, is mr. Le Grand opgedragen om een overzicht van zijn als observator gemaakte kosten op te stellen en aan Vendo en de rechtbank toe te zenden en is tot slot de definitieve vaststelling van het salaris van de observator aangehouden.
1.2.
Op 28 maart 2022 is ter griffie van deze rechtbank een brief met bijlagen van mr. Le Grand ontvangen met daarin een opgave van zijn gemaakte kosten als observator.
1.3.
Op 29 maart 2022 is aan mr. Besseling een kopie van de brief d.d. 28 maart 2022, met bijlagen, van mr. Le Grand toegezonden en is [verzoekster] in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze te geven op de door mr. Le Grand als observator gemaakte kosten.
1.4.
Bij brief van 31 maart 2022 heeft mr. Besseling namens [verzoekster] bericht dat Vendo geen opmerkingen heeft over de kosten welke door de observator zijn gemaakt.

2.De beoordeling

2. De observator vraagt de rechtbank de kosten vast te stellen op € 8.500 voor salaris en € 340 voor kantoorkosten, beide bedragen te vermeerderen met BTW. Dit bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor. Nu ook van de zijde van [verzoekster] geen bezwaren naar voren zijn gebracht, zal de rechtbank de kosten van de observator definitief vaststellen conform de opgave van de observator. In de beschikking van 7 februari 2022 is reeds bepaald dat deze kosten ten laste van [verzoekster] komen.

3.De beslissing

De rechtbank:
stelt het salaris van de observator definitief vast op € 8.500,00, te vermeerderen met kantoorkosten ad € 340,00, beide bedragen exclusief BTW.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. Damsteegt, voorzitter, mr. M.D.E. Leppens en
mr. J.H. Steverink, rechters, en in aanwezigheid van J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 april 2022.
De griffier is buiten staat om deze
beslissing te ondertekenen