Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de heer [naam] , middellijk bestuurder van verzoekster;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2022 een beschikking gegeven in het kader van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). De rechtbank heeft een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige behandeld, ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als verzoekster. De procedure begon met een afkoelingsperiode van vier maanden, die op 7 februari 2022 werd afgekondigd, waarbij mr. Le Grand als observator werd aangewezen. Op 11 maart 2022 diende verzoekster een verzoekschrift in op basis van artikel 379 jo 373 van de Faillissementswet (Fw). De behandeling van dit verzoek vond plaats op 18 maart 2022, waarbij verschillende partijen, waaronder de advocaat van verzoekster en vertegenwoordigers van schuldeisers, aanwezig waren.
Tijdens de zitting trok de advocaat van verzoekster het oorspronkelijke verzoek in en diende een nieuw verzoek in tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster zich in een toestand bevindt zoals bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw, wat de toewijzing van het verzoek rechtvaardigt. De rechtbank heeft mr. Le Grand, die eerder als observator fungeerde, aangewezen als herstructureringsdeskundige. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van de herstructureringsdeskundige voor rekening van verzoekster komen en dat zij zekerheid moet stellen voor de betaling van deze kosten.
De rechtbank heeft de aanstelling van de observator ingetrokken en mr. Le Grand opgedragen om binnen een week een plan van aanpak en begroting van de kosten op te stellen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.