ECLI:NL:RBROT:2022:12204
Rechtbank Rotterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Vaststelling budget observator in WHOA-zaak
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, betreft het een verzoek tot vaststelling van het budget van de observator in het kader van een openbare akkoordprocedure onder de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft op 11 januari 2022 een verklaring ex artikel 370 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) ter griffie gedeponeerd. De rechtbank heeft in de openingsbeslissing van 7 februari 2022 de bevoegdheid van de rechtbank en de keuze voor een openbare procedure vastgesteld, en mr. R. le Grand aangewezen als observator.
De observator heeft op 18 februari 2022 een begroting van zijn kosten ingediend, welke door de verzoekster werd goedgekeurd. De rechtbank heeft op basis van artikel 380 lid 4 Fw juncto artikel 371 lid 10 Fw het budget van de observator vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de begroting van de observator, mede in het licht van het voorgestelde plan van aanpak, niet onredelijk was.
In de beslissing heeft de rechtbank het bedrag dat de werkzaamheden van de observator mogen kosten vastgesteld op € 10.000,-, te vermeerderen met € 400,- kantoorkosten (exclusief btw). Tevens is bepaald dat deze kosten ten laste van de verzoekster komen, en dat de verzoekster voor de betaling daarvan zekerheid dient te stellen aan de observator. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. F. Damsteegt, en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.