ECLI:NL:RBROT:2022:12195

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
C/10/649308 / KG ZA 22-1044
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek van grootouders tot ondertoezichtstelling en verbod verhuizing van minderjarige

In deze zaak hebben de grootouders van de minderjarige [minderjarige01] een verzoek ingediend tot het instellen van een ondertoezichtstelling en een raadsonderzoek, alsook een verbod op de verhuizing van de minderjarige naar [land01]. De grootouders maken zich zorgen over de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] door haar moeder, de vrouw, die van plan is om met haar dochter naar [land01] te verhuizen. De vrouw heeft echter aangegeven dat zij goed voorbereid is en dat zij in [land01] voor haar dochter zal zorgen. De rechtbank heeft op 15 december 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat de grootouders niet ontvankelijk zijn in hun verzoeken, omdat zij niet de bevoegdheid hebben om een ondertoezichtstelling of raadsonderzoek te verzoeken. Dit is alleen mogelijk voor ouders of verzorgers van de minderjarige. De rechtbank benadrukt dat de vrouw de vrijheid heeft om te verhuizen met haar dochter, tenzij er ernstige zorgen zijn over het welzijn van de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming heeft geen aanleiding gezien voor een onderzoek of ondertoezichtstelling. De rechtbank wijst de vorderingen van de grootouders af en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/649308 / KG ZA 22-1044
Vonnis in kort geding van 15 december 2022
in de zaak van

1..[eiser01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
2.
[eiser02],
wonende te [woonplaats02] ,
eisers,
advocaat mr. O.F.X. Roozemond te Lekkerkerk,
tegen

1..[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats03] ,
advocaat mr. J.T.M. Sengers te Rotterdam,
2.
de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden.
Partijen zullen hierna de grootouders, de vrouw en de raad genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 12 december 2022;
  • de pleitnota van de advocaat van de vrouw.
1.2.
De zaak is behandeld op 14 december 2022.
Daarbij zijn verschenen:
  • de grootouders, in bijzijn van hun advocaat;
  • de vrouw, in bijzijn van haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam01] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Uit de vrouw is geboren de minderjarige:
[minderjarige01] (roepnaam [minderjarige01] ), geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] .
2.2.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt door de vrouw uitgeoefend.

3..Het geschil

3.1.
De grootouders vorderen samengevat - een raadsonderzoek te gelasten en in afwachting daarvan [minderjarige01] (voorlopig) onder toezicht te stellen. Althans te bepalen dat [minderjarige01] in afwachting van nader onderzoek haar gewone verblijfplaats in Nederland dient te behouden en haar school in Nederland zal voortzetten. De grootouders maken zich grote zorgen om de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] en achten een verhuizing naar [land01] niet in haar belang.
3.2.
De vrouw voert verweert. Zij is van plan om op 16 december 2022 met haar dochter te vertrekken naar [land01] om daar te gaan wonen en trouwen. Zij heeft dit goed voorbereid en zij betwist dat er reden voor zorg is. In [land01] zal ze voorlopig thuis blijven en voor de minderjarige zorgen.

4..De beoordeling

Raadsonderzoek en ondertoezichtstelling

4.1.
De raad kan op grond van artikel 3.1 van de Jeugdwet een beschermingsonderzoek instellen naar een minderjarige op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, de gezinsvoogdijinstelling of Veilig Thuis. De raad kan hiertoe ook ambtshalve overgaan. De rechtbank kan niet om een beschermingsonderzoek vragen. Op grond van artikel 810 Rv kan de rechtbank de raad slechts vragen om te adviseren over een minderjarige als dit voor de beslissing nodig is.
4.2.
Op grond van artikel 1:255 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen. Dit kan niet ambtshalve, maar alleen op grond van hiertoe gedaan verzoek. Een verzoek kan worden gedaan door de raad of het openbaar ministerie. Verder is bevoegd tot het doen van een verzoek een ouder of degene die geen ouder is maar de minderjarige verzorgt en opvoedt.
4.3.
De raad heeft voorafgaand aan de zitting en ook tijdens de zitting geen aanleiding gezien om een onderzoek te doen naar [minderjarige01] of om een (voorlopige) ondertoezichtstelling te verzoeken. De raad maakt zich wel zorgen om [minderjarige01] , ook omdat zij last lijkt te hebben van een loyaliteitsconflict ten opzichte van enerzijds haar moeder en anderzijds haar oom en grootouders. Maar deze zorgen zijn niet dusdanig dat een onderzoek of een ondertoezichtstelling nodig is, volgens de raad.
4.4.
De grootouders hebben op grond van 3.1 van de Jeugdwet of artikel 1:255 BW niet de bevoegdheid om een verzoek te doen om een beschermingsonderzoek te doen of een ondertoezichtstelling te verzoeken. Dat zou anders zijn als zij [minderjarige01] nog zouden verzorgen en opvoeden, maar de vrouw en [minderjarige01] wonen sinds drie jaar zelfstandig. De grootouders kunnen wel een melding doen bij Veilig Thuis, maar dat hebben ze recent al gedaan. Veilig Thuis heeft toen (beperkt) onderzoek gedaan maar het dossier gesloten omdat moeder al bezig was met verhuizen. De grootouders zijn kortom niet ontvankelijk in hun verzoeken om een ondertoezichtstelling of een raadsonderzoek.
Verbod verhuizing
4.5.
De grootouders vorderen verder – kort samengevat – om in afwachting van een eventueel onderzoek te bepalen dat [minderjarige01] in Nederland moet blijven. De rechtbank benadrukt dat de vrouw de vrijheid heeft om te gaan wonen met [minderjarige01] waar zij wil (binnenland of buitenland). Deze vrijheid kan in het geval zorgen over het welzijn van [minderjarige01] alleen worden ingeperkt door middel van een jeugdbeschermingsmaatregel. Zoals hiervoor overwogen ziet de raad hiervoor geen aanleiding.
4.6.
Er bestaat geen wettelijke grondslag waarop grootouders een verhuizing van hun dochter en kleindochter kunnen tegenhouden vanwege zorgen over het welzijn van [minderjarige01] . Er zou hooguit een grondslag gevonden kunnen worden in het recht op ‘family life’ (artikel 8 EVRM). De voorzieningenrechter is, anders de vrouw, van oordeel dat hier bij [minderjarige01] en haar grootouders sprake van is. De minderjarige heeft tot haar zevende samen met haar moeder bij haar grootouders gewoond. Ook nu eet zij nog vier dagen per week tussen de middag bij haar grootouders en gaat ze regelmatig bij haar grootouders logeren of mee op vakantie. Deze band is kortom hechter dan gebruikelijk tussen grootouders en kleinkinderen. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling ook onderkend dat het contact tussen [minderjarige01] en haar grootouders hecht is. Zij heeft toegezegd dat zij zich zal inzetten om dit contact na de verhuizing in stand te houden. Ze heeft beloofd dat [minderjarige01] elke schoolvakantie naar haar grootouders mag, als dit financieel haalbaar is. Bovendien mag de minderjarige bellen en appen, ze krijgt hiervoor een eigen telefoon. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de vrouw deze toezeggingen zal nakomen. Hiermee is voldoende tegemoet gekomen aan de rechten van de grootouders op contact met hun kleindochter. De verhuizing tegenhouden op grond van het recht op family life zou een te grote inbreuk vormen op de vrijheid van de vrouw om haar eigen leven in te richten. Daar komt nog bij dat het verzoek van grootouders niet primair is ingegeven vanwege het recht op ‘family life’, maar omdat zij zich zorgen maken over hoe het met de minderjarige zal gaan in [land01] . Dit is begrijpelijk gezien de geschiedenis en gezien de moeizame relatie tussen de vrouw en de grootouders, maar kan geen grondslag vormen om de vrouw tegen te houden bij haar geplande verhuizing. De voorzieningenrechter hoopt dat de vrouw en de grootouders zich in zullen zetten om die zorgen weg te nemen door te communiceren over hoe het gaat met [minderjarige01] en over de zorgen in gesprek te gaan.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart de eisers niet-ontvankelijk in hun verzoeken voor een beschermingsonderzoek of een ondertoezichtstelling;
5.2.
wijst af de vordering tot het verbod van verhuizing;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Krijnen en in het openbaar uitgesproken en getekend door mr. H.C.A. de Groot op 15 december 2022. [1]

Voetnoten

1.291 / 3048