ECLI:NL:RBROT:2022:12193

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/10/649163 / JE RK 22-2833 en C/10/647171 FA RK 22-7771
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en wijziging hoofdverblijfplaats van kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02], en de wijziging van hun hoofdverblijfplaats. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen voor een periode van zes maanden bij de vader, die het gezag over hen uitoefent. De vader heeft ook verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, aangezien zij al geruime tijd bij hem wonen. De moeder, die ook gezag heeft, verzet zich tegen de wijziging van de hoofdverblijfplaats, maar is niet tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 december 2022, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de advocaten van beide ouders en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen al meer dan twee jaar bij de vader wonen en dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie bij hem thuis. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie, en heeft daarom de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald.

De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat met de wijziging van de hoofdverblijfplaats de machtiging niet langer noodzakelijk is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 9 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/649163 / JE RK 22-2833 en C/10/647171 FA RK 22-7771
Datum uitspraak: 23 december 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en wijziging hoofdverblijfplaats
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
en

[naam01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01],
advocaat: mr. R.V. Paniagua, te Rotterdam.
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2018 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam02] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. F. Pool, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 7 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verzoekschrift van de vader van 28 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 2 november 2022;
- het e-mailbericht van de GI van 22 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 23 december 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
De jeugdbeschermers hebben op 22 december 2022 verzocht om vanwege de stakingen binnen de jeugdzorg digitaal aanwezig te zijn ter zitting.
Verschenen zijn:
- de advocaat van de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, aanwezig via een digitale verbinding, [naam04]
en [naam05] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] wordt uitgevoerd door de ouders.
[naam kind01] en [naam kind02] wonen bij de vader.
Bij beschikking van 24 juni 2021 zijn [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 24 juni 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 juni 2022 ook de machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] bij de vader met gezag tot 24 december 2022.

De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/649163 / JE RK 22-2833
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] te verlengen voor de duur van zes maanden bij de ouder met gezag, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. Het is van belang dat er duidelijkheid bestaat voor de kinderen over waar zij gaan wonen. Dit geeft rust voor zowel de kinderen als voor de ouders. De jeugdbeschermers staan tevens achter het verzoek van de vader. Zodra de hoofdverblijfplaats bij de vader wordt bepaald, betekent dit volgens de GI niet dat de moeder niet meer betrokken kan zijn. Het is belangrijk dat er korte lijnen worden gehouden met de GI en er een zorgregeling wordt vastgesteld.
Het verzoek met zaaknummer C/10/647171 FA RK 22-7771
De vader verzoekt om wijziging van de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] en [naam kind02] bij hem.
Namens de vader wordt ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen wonen al lange tijd bij de vader en het is de bedoeling dat de kinderen bij hem blijven wonen. De GI is aan het kijken of de ondertoezichtstelling kan worden afgerond. Op het moment dat er voldoende duidelijkheid bestaat over waar de kinderen zullen blijven wonen, kan ook de uithuisplaatsing worden opgeheven. Zolang de uithuisplaatsing nog loopt, is het de verplichting van de jeugdbeschermer om uit te zoeken hoe kan worden teruggewerkt naar een thuisplaatsing bij de moeder. Dit is echter niet aan de orde. Allebei de ouders zijn belast met het gezag over de kinderen. De kinderen woonden voorheen bij de moeder, maar inmiddels wonen zij al geruime tijd bij de vader. De vader staat open om een zorgregeling vast te stellen met de moeder die zij beiden wenselijk achten. De wijziging van de hoofdverblijfplaats naar de vader zegt namelijk niets over de rol die de andere ouder in het leven van de kinderen kan hebben.

Het standpunt van de belanghebbende

Namens en door de moeder is ter zitting het volgende standpunt naar voren gebracht. De moeder is het niet eens met het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats naar de vader. De moeder verzoekt dan ook om het verzoek aan te houden, dan wel af te wijzen. Er is sprake van een wijziging van omstandigheden bij de moeder. De moeder heeft inmiddels woonruimte en kan de zorg van haar andere kind weer op zich nemen. Er wordt aangegeven dat de ondertoezichtstelling er wellicht af kan, maar er loopt nog een traject van ouderschapsbemiddeling. Het is nog onduidelijk wat hier uit gaat komen. De moeder verzet zich ook niet tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder is van mening dat het nog niet het moment is om te beslissen hoe het verder moet, gelet op de omstandigheid dat zij wil verhuizen naar een grotere woning in de buurt van de vader en dat de verstandhouding tussen hen hopelijk verder verbetert. De moeder wil daarnaast graag samen een co-ouderschapsregeling met de vader.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft ter zitting het volgende standpunt kenbaar gemaakt. De kinderen wonen al langere tijd bij de vader. De moeder is daarnaast bezig om haar leven op de rit te krijgen. Het is positief dat de ouderschapsbemiddeling is gestart. De Raad vindt het belangrijk dat er voor de kinderen duidelijkheid komt. De Raad adviseert daarom om het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats toe te wijzen. Dit staat er niet aan in de weg om een uitgebreide zorgregeling met de moeder te bepalen. Zodra de ouderschapsbemiddeling positief verloopt, het leven van de moeder verder stabiliseert en de woonomstandigheden het toelaten dan kan er toegewerkt worden naar een co-ouderschap.

De beoordeling

Ten aanzien van het hoofdverblijf
Vast staat dat [naam kind01] en [naam kind02] al ruim twee jaar tijd bij de vader wonen, waarvan de eerste periode bij oma in huis. De vader heeft ook het gezag over hen. Er zijn verder geen zorgen over de opvoedsituatie bij de vader thuis. De ondertoezichtstelling loopt al geruime tijd, en vanuit de GI is aangegeven dat deze binnenkort waarschijnlijk zal worden afgesloten, waarbij het wijkteam in het vrijwillige kader betrokken zal raken. Met het afronden van de ondertoezichtstelling vervalt de machtiging tot uithuisplaatsing ook. Het is van belang dat zij hier ook de komende periode nog blijven wonen. Op dit moment is de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] en [naam kind02] bepaald bij de moeder. Dit levert onduidelijkheid op en kan leiden tot conflict. De kinderrechter acht het van belang dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. De hoofdverblijfplaats van de kinderen wordt daarop bepaald bij de vader. Vanuit dit uitgangspunt kan worden gewerkt aan een zorgregeling met de moeder. De moeder kan de komende periode focussen op het vinden van een geschikte woning en zo kan er worden toegewerkt naar de co-ouderschapsregeling die beide ouders zeggen na te streven
Met de wijziging van het hoofdverblijf is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] niet langer noodzakelijk. Het verzoek om die machtiging te verlengen wordt daarom afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/647171 FA RK 22-7771
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] en [naam kind02] wordt bepaald bij de vader;
ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/649163 / JE RK 22-2833
wijst af het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 9 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.