ECLI:NL:RBROT:2022:12191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/10/632703 / HO RK 22-39
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een akkoord in het kader van de WHOA-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2022 een beschikking gegeven in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoorden (WHOA). Verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft op 17 december 2021 een startverklaring gedeponeerd en op 27 januari 2022 een verzoekschrift ingediend tot homologatie van een aangeboden akkoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit het eerste verzoek is dat verzoekster heeft ingediend na de startverklaring en dat zij heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om derden in de gelegenheid te stellen hun zienswijze te geven op het verzoek. De rechtbank heeft haar rechtsmacht en relatieve bevoegdheid vastgesteld op basis van de vestigingsplaats van verzoekster in Nederland.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en heeft bepaald dat de homologatie op een videozitting zal worden behandeld. Verzoekster en schuldeisers kunnen zich wenden tot de griffier voor deelname aan deze zitting. Tijdens de zitting zal verzoekster haar standpunt moeten toelichten over de vraag of artikel 362 lid 3 van de Faillissementswet aan de homologatie van het akkoord in de weg staat. De rechtbank heeft ook bepaald dat verzoekster de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders schriftelijk in kennis moet stellen van deze beschikking en hen moet wijzen op de mogelijkheid om deel te nemen aan de videozitting. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Beschikking ex artikel 383 lid 4 Faillissementswet
rekestnummer: C/10/632703 / HO RK 22-39
uitspraakdatum: 4 februari 2022
beschikking op het ingekomen verzoekschrift van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. M.J. Noteboom, kantoorhoudende te Gorinchem,
hierna te noemen: verzoekster

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 17 december 2021 ter griffie van deze rechtbank een startverklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 van de Faillissementswet (hierna: Fw) gedeponeerd.
1.2.
Op 19 januari 2022 heeft verzoekster het stemverslag op grond van artikel 382 Fw ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd.
1.3.
Op 27 januari 2022 is ingekomen een verzoekschrift met bijlagen tot homologatie van een door verzoekster aangeboden akkoord op grond van artikel 383 lid 1 Fw.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderhavige verzoek het eerste verzoek is dat verzoekster aan de rechtbank heeft voorgelegd na het deponeren van de startverklaring. Dat betekent dat de rechtbank thans dient vast te stellen welk soort akkoordprocedure als bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw door verzoekster is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan haar de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van het verzoek kennis te nemen.
2.2.
Blijkens de gedeponeerde startverklaring en het verzoekschrift tot homologatie van een akkoord kiest verzoekster voor een besloten akkoordprocedure en zij heeft daarbij aangevoerd welke redenen daaraan ten grondslag liggen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien derden in de gelegenheid te stellen hun zienswijze te geven op het verzoek.
2.3.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw jo. artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering jo. artikel 1:10 lid 2 Burgerlijk Wetboek bevoegd deze procedure te openen, nu verzoekster in Nederland en meer specifiek in [vestigingsplaats] is gevestigd.
2.4.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 27 januari 2022 ingediende verzoekschrift met bijlagen ex artikel 383 lid 1 Faillissementswet (Fw) en zal, gezien artikel 383 lid 4 Fw, de zitting bepalen waarop zij de homologatie behandelt.
2.5.
Het verzoek tot homologatie zal worden behandeld op een videozitting, waarbij gebruik wordt gemaakt van Microsoft Teams.
2.6.
Verzoekster en schuldeisers kunnen zich wenden tot de griffier van de rechtbank Rotterdam (
insolventies1@rechtspraak.nl) teneinde een link te ontvangen, waarmee zij kunnen deelnemen aan deze videozitting.
2.7.
Ter zitting zal verzoekster met name in de gelegenheid worden gesteld haar standpunt toe te lichten ten aanzien van de vraag of artikel 362 lid 3 Fw aan homologatie van het onderhavige akkoord in de weg staat. Verzoekster wordt verzocht dit standpunt (met onderbouwing) uiterlijk op de hierna onder 3. genoemde datum bij de rechtbank in te dienen.
2.8.
Tevens dient verzoekster het UWV te berichten dat zij eveneens in de gelegenheid wordt gesteld bij de rechtbank haar zienswijze (met onderbouwing) over de hiervoor onder 2.7. genoemde vraag in te dienen, onder gelijktijdige toezending van een kopie aan verzoekster.

3.De rechtbank:

- bepaalt dat het verzoekschrift strekkende tot homologatie van het akkoord ex artikel 383 lid 1 Fw wordt behandeld op
15 februari 2022 te 14.00 uurdoor mrs. B.A. Cnossen, K.M. van Hassel en R.P. van Eerde, rechters;
- bepaalt dat verzoekster de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders onverwijld schriftelijk in kennis stelt van deze beschikking (artikel 383 lid 5 Fw), en hen wijst op de mogelijkheid om via een bij de griffier van de rechtbank Rotterdam per e-mail aan
insolventies1@rechtspraak.nlop te vragen link deel te nemen aan de videozitting;
- stelt verzoekster en het UWV in de gelegenheid aan de rechtbank kenbaar te maken hun zienswijze met onderbouwing ten aanzien van de vraag of artikel 362 lid 3 Fw aan homologatie van het onderhavige akkoord in de weg staat. Deze schriftelijke zienswijze dient vóór 14 februari 2022 om 12.00 uur op bovenstaand e-mailadres te zijn ontvangen.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. K.M. van Hassel en
mr. R.P. van Eerde, rechters, en is in aanwezigheid van mr. A.M. Pieters-Boelhouwer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.
De griffier is buiten
staat deze beschikking
mede te ondertekenen