Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de heer mr. B. Besseling, advocaat van verzoekster;
- mevrouw mr. K.L. Vos, kantoorgenoot van mr. Besseling;
- [naam] , middellijk bestuurder van verzoekster;
- [naam] , werkzaam bij Balanced Business network (BBN);
- [naam] , werkzaam bij Hermes Advisory B.V. (valuator);
- [naam] , jurist bij UWV;
- de heer mr. R. Slotboom, observator;
- de heer mr. M.H. Jansen, kantoorgenoot observator;
- de heer mr. E.R.P. von Hegedus, kantoorgenoot observator;
- [naam] en [naam] , werkzaam bij Crossminds B.V.; en
- de heer mr. Chr. Giljam, advocaat van Boost.
2.De feiten
3.Het verzoek
rechtbank: opsommingstekens aangebracht) die van belang zijn in het kader van het tot stand te brengen akkoord (hierna: het akkoord of het ontwerpakkoord) en deze beslissing bindend te verklaren voor alle betrokken belanghebbenden dan wel de bij het akkoord betrokken schuldeisers:
- schulden aan de Belastingdienst – preferente schuldeiser - van voór de cut off date: betaling van 100% van haar vordering met betrekking tot loonheffingen augustus en september 2021 door middel van verrekening van de VPB Carry Back;
- NOW-schulden aan UWV - concurrente schuldeiser – van vóór de cut off date: betaling van 0,65% van haar vordering en toekenning van een aandeel van 1,5% in de mogelijke opbrengst van de zogenoemde TPS claim;
- schulden aan de essentiële papierleverancier Papyrus – concurrente schuldeiser - van vóór de cut off date: betaling van 100% van haar vordering, waarbij 20% direct betaald wordt en 4 * 20% in 2023 ultimo kwartalen wordt betaald;
- schulden aan concurrente MKB-schuldeisers zonder kredietverzekeraar van vóór de cut off date: betaling van 100% van hun vordering, waarbij 20% direct betaald wordt en
- de betwiste vordering van Boost van vóór de cut off date: directe betaling van 0,65% van de vermeende vordering en toekenning van een aandeel van 78,5% in de mogelijke opbrengst van de TPS claim;
- openstaande vorderingen van gelieerde vennootschappen van vóór de cut off date: toekenning van een aandeel van 20% in de mogelijke opbrengst van de TPS claim;
- de 100% aandeelhouder [naam] van verzoekster behoudt haar aandelen in verzoekster;
- schulden aan essentiële dwangcrediteuren, crediteuren met een lagere vordering dan € 7.500,00 en schulden aan lease-partijen van vóór de cut off date: deze schuldeisers worden buiten het akkoord gelaten.
4.De zienswijzen
- er is geen relevant verschil in positie tussen andere handelscrediteuren en Boost, althans niet een verschil dat een doorbreking van de gelijkheid van schuldeisers rechtvaardigt;
- in het akkoordvoorstel is niet uitgelegd waarom aan crediteuren 100% wordt aangeboden, in plaats van een lager percentage;
- de aandelen in verzoekster blijven 100% eigendom van [naam] , terwijl slechts een deel van de aan die aandelen toegekende waarde wordt verdeeld onder crediteuren.
5.De beoordeling
De rechtbank zal, vanwege de samenhang tussen de diverse vragen, een eigen volgorde aanhouden en bepaalde vragen samengevoegd behandelen.
piece meal) zullen worden verkocht. Verzoekster heeft gesteld dat een doorstart na faillissement door [naam] dan wel een derde – vanwege het daaraan verbonden hoge risicoprofiel - geenszins voor de hand ligt en dat daarom bij de bepaling van de liquidatiewaarde geen rekening dient te worden gehouden met een goodwillvergoeding en/of met een lager bedrag aan boedelkosten (omdat de boedelkosten lager uitvallen in geval van een (snelle) doorstart). Ter zitting heeft verzoekster desgevraagd verklaard dat niet is onderzocht of er mogelijke overnamekandidaten zijn die de activiteiten van verzoekster na faillissement voort willen zetten.
piece meal) verkocht kunnen worden en dat derhalve in het geval van een vereffening in faillissement omvangrijke boedelkosten ontstaan.
Verzoekster heeft gesteld, zonder gemotiveerde onderbouwing, dat deze partijen essentieel zijn voor de bedrijfsvoering van verzoekster. Op basis van de - enkel mondelinge - toelichting van verzoekster ter zitting kan echter niet door de rechtbank beoordeeld worden of er goede gronden zijn om deze crediteuren als dwangcrediteur te kwalificeren.
Het gevolg hiervan is dat de 100% aandeelhouder [naam] kan profiteren van eventueel toekomstige rendementen uit de onderneming, terwijl schuldeisers Boost en UWV grotendeels hun verlies hebben moeten nemen. Verzoekster heeft gesteld dat de redelijke grond – kort gezegd - erin is gelegen dat [naam] een hoger bedrag niet kan financieren.
De rechtbank is van oordeel dat een redelijke grond voor deze ongelijke behandeling vooralsnog ontbreekt en dat de klassen van schuldeisers (Boost en UWV) die niet 100% van hun vordering voldaan krijgen in hun belangen worden geschaad. In het geval dat de volledige reorganisatiewaarde in het kader van het voorstel ter beschikking zou worden gesteld, zou die immers aan Boost en UWV toekomen.
Verder is de rechtbank van oordeel - mede gelet op hetgeen hierboven is overwogen - dat, daargelaten of een vraag als vraag r. past in een aspectenverzoek als bedoeld in artikel 378 Fw, het akkoord, zoals dat nu voorligt, niet redelijk is. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen bij de beantwoording van de verschillende vragen.
- Is er voldoende rechtvaardiging aanwezig voor de ongelijke behandeling van schuldeisers met een vordering van vóór de cut off date (31 oktober 2021) die betaald zijn en die niet betaald zijn en de schuldeisers met een vordering van na de cut off date die wel betaald worden (vraag c.)?
- Dient de reorganisatiewaarde en liquidatiewaarde bepaald te worden op een peildatum die zo dicht mogelijk ligt tegen de datum van het aanbieden van het akkoord (vraag d.)?
- Voldoet een geactualiseerd taxatierapport per 31 maart 2022 waaruit de liquidatiewaarde volgt bij het bepalen van de liquidatie- en reorganisatiewaarde (vraag e.)?
- Is de vordering van Boost voor een juist bedrag ter stemming toegelaten (vraag j.)?
- Delen Boost, de gelieerde vennootschappen en UWV in een eerlijke verhouding mee in de mogelijke opbrengst van de TPS claim (vraag l.)?
- Is de nakoming van het akkoord voldoende gewaarborgd (vraag o.)? In dit kader heeft verzoekster verklaard dat de toezegging van [naam] om krediet te verstrekking voor de nakoming van het akkoord, indien gehomologeerd, schriftelijk zal worden vastgelegd.
- Is de voorgenomen stemmingsprocedure juist en is er sprake van een redelijke termijn (vraag p.)?
In aanvulling hierop merkt de rechtbank op dat Boost zich in haar zienswijze niet heeft uitgelaten over de vraag (onder l.) of zij in een eerlijke verhouding meedeelt in de mogelijke opbrengst van de TPS claim, omdat zij ervan uit gaat dat die claim op € 0,00 dient te worden gewaardeerd, nu ten aanzien van TPS een insolventieprocedure is geopend en er sprake lijkt te zijn van een gebrek aan verhaalsvermogen.