ECLI:NL:RBROT:2022:12153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
C/10/636404/ FT HO 22/145
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging afkoelingsperiode in WHOA-zaak door Rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode ex artikel 376 lid 5 van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster, een besloten vennootschap, had op 15 oktober 2021 een verklaring ter griffie gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. De rechtbank had eerder verzoeken tot afkondiging en verlenging van de afkoelingsperiode toegewezen. Op 8 april 2022 verzocht verzoekster om een verlenging van de afkoelingsperiode met drie maanden, omdat eerdere afkoelingsperiodes rust hadden gecreëerd en de onderneming zich kon richten op de totstandkoming van een akkoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster tijdig en bevoegd was om het verzoek in te dienen en dat er voldoende vooruitgang was geboekt in de totstandkoming van het akkoord. De rechtbank oordeelde dat de verlenging noodzakelijk was om de onderneming van verzoekster te kunnen voortzetten tijdens de voorbereidingen voor het akkoord. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en de afkoelingsperiode verlengd met drie maanden, te rekenen vanaf 9 april 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afkondigen verlenging afkoelingsperiode ex artikel 376 lid 5 Faillissementswet
rekestnummer: C/10/636404/ FT HO 22/145
uitspraakdatum: 26 april 2022
beschikking op het ingekomen verzoekschrift met bijlagen van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam]
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [plaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. B. Besseling, kantoorhoudende te Apeldoorn.

1.De procedure

1.1
Verzoekster heeft op 15 oktober 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (hierna: Fw) ter griffie gedeponeerd. Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.2
Bij beschikkingen van 9 november 2021 en 24 januari 2022 heeft de rechtbank verzoeken van verzoekster tot het afkondigen van een afkoelingsperiode, respectievelijk een verlenging van de afkoelingsperiode, toegewezen.
1.3
Bij beschikking van 30 november 2021 heeft de rechtbank beslist op het verzoek van verzoekster tot opheffing van conservatoir derdenbeslagen.
1.4
Bij beschikking van 21 maart 2022 heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster om een machtiging af te geven voor het verrichten van rechtshandelingen ex artikel 42a Fw afgewezen.
1.5
Op 8 april 2022 heeft verzoekster bij verzoekschrift de rechtbank verzocht om een verlenging van de afkoelingsperiode voor een periode van drie maanden. Ook heeft verzoekster op 8 april 2022 bij (een separaat) verzoekschrift de rechtbank verzocht tot aanstelling van een observator ex artikel 379 lid 1 juncto artikel 380 lid 1 Fw.
1.6
De rechtbank heeft de behandeling van het onderhavige verzoekschrift bepaald op 22 april 2022 te 13:00 uur.
1.7
Bij e-mailbericht van 20 april 2022 heeft mr. Chr. Giljam, advocaat van Boost Collectibles B.V. en Boost Collectibles A.G. (hierna samen: Boost), de rechtbank laten weten dat Boost zich refereert aan het oordeel van de rechtbank op onderhavige verzoek.
1.8
In raadkamer van 22 april 2022 zijn door middel van een videoverbinding verschenen en gehoord:
- mr. B. Besseling, advocaat van verzoekster;
- mr. K.L. Vos, kantoorgenoot van mr. Besseling;
- [naam] , middellijk bestuurder van verzoekster;
- [naam] , werkzaam bij Balanced Business Network (BBN);
- mr. Chr. Giljam, advocaat van Boost.
1.9
Voorafgaand aan de behandeling in raadkamer heeft de advocaat van verzoekster spreekaantekeningen overgelegd.
1.1
De rechtbank heeft de uitspraak (nader) bepaald op heden.

2.Het verzoek

2.1
Verzoekster verzoekt de rechtbank om op grond van artikel 376 lid 5 Fw de afkoelingsperiode te verlengen met een periode van drie maanden, te weten tot en met 9 juli 2022.
2.2
Aan het verzoek heeft verzoekster – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
2.3
Uit de analyse van Balanced Business Network blijkt dat de eerder afgekondigde afkoelingsperiodes rust hebben gecreëerd waardoor verzoekster zich op de totstandkoming van het akkoord en optimalisering van haar bedrijfsvoering voor de toekomst heeft kunnen richten. De financiële ontwikkeling van verzoekster is zodanig dat de lopende verplichtingen voldaan kunnen worden tijdens de voorbereidingen van het definitieve akkoord, hetgeen verzoekster desgevraagd in raadkamer nader heeft toegelicht.
2.4
Daarnaast wijst verzoekster nog op de omstandigheid dat Boost eerder te kennen heeft gegeven dat zij direct beslag zal leggen wanneer de afkoelingsperiode komt te vervallen. Ook is het aannemelijk dat de schuldeisers die zich niet kunnen vinden in het ontwerpakkoord beslag gaan leggen, goederen gaan opeisen of verhaal gaan nemen bij het vervallen van de afkoelingsperiode. Dit alles doorkruist de voorbereiding van het akkoord.
2.5
Verzoekster heeft sinds de vorige verlenging van de afkoelingsperiode verdere stappen ondernomen om tot aanbieding van een akkoord aan haar schuldeisers te komen, waaronder het voorleggen van een ontwerpakkoord, het inventariseren van bezwaren op dit ontwerpakkoord en werkzaamheden in het kader van het opstellen van een aspectenverzoek.

3.De beoordeling

3.1
De rechtbank stelt vast dat verzoekster op grond van artikel 376 lid 5 Fw in haar verzoek kan worden ontvangen. Verzoekster is immers bevoegd het verzoek tot verlenging van de eerder gelaste afkoelingsperiode in te dienen. Daarnaast is het onderhavig verzoek tijdig, namelijk op 8 april 2022, ter griffie ontvangen. Dit is vóór afloop van de eerder gelaste afkoelingsperiode. Noodzakelijk en voldoende is dat voorafgaand aan het aflopen van de eerder gelaste afkoelingsperiode een verzoek tot verlenging is ingediend, zodat de rechtbank die eerder gelaste afkoelingsperiode kan verlengen (in de zin dat deze direct aansluit op de eerder gestelde termijn).
3.2
Ingevolge artikel 376 lid 5 Fw dient de rechtbank thans te beoordelen of verzoekster
erin is geslaagd aannemelijk te maken dat zij een belangrijke vooruitgang heeft
geboekt in de totstandkoming van het akkoord. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en licht dat als volgt toe. Zoals uit het verzoekschrift volgt, heeft verzoekster sinds de vorige verlenging van de afkoelingsperiode diverse noodzakelijke stappen gezet ter voorbereiding van het akkoord, waaronder het voorleggen van een ontwerpakkoord, het inventariseren van bezwaren op dit ontwerpakkoord en het opstellen van een (concept) aspectenverzoek ex artikel 378 Fw. Zij is voornemens om 13 mei 2022 een definitief akkoord voor te leggen aan haar schuldeisers, welke datum zij in raadkamer overigens nader heeft bijgesteld.
3.3
Tevens wordt nog steeds voldaan aan de vereisten die in artikel 376 lid 4 Fw zijn genoemd. Summierlijk is gebleken dat een verlenging van de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming van verzoekster tijdens de voorbereiding van en de
onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Daarbij weegt de
rechtbank mee dat Boost, hoewel zij zich thans refereert aan het oordeel van de rechtbank, eerder aan verzoekster heeft meegedeeld beslag te gaan leggen op de
vermogensbestanddelen van verzoekster zodra de afkoelingsperiode afloopt. Voorts
overweegt de rechtbank dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de
gezamenlijke schuldeisers bij verlenging zijn gediend en dat derden, waaronder Boost, niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Op basis van de door verzoekster
gegeven toelichting is vooralsnog aannemelijk dat de schuldeisers van verzoekster
beter af zijn met het door verzoekster beoogde akkoord dan bij vereffening binnen een
faillissement van verzoekster.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe het verzoek ex artikel 376 lid 5 Fw en verlengt de bij beschikking van
24 januari 2022 gegeven afkoelingsperiode met een termijn van drie maanden,
vanaf 9 april 2022.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. A.E. de Vos en mr. V.G.T. van Emstede, rechters, en in aanwezigheid van E.J. van Gruijthuijsen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.