ECLI:NL:RBROT:2022:12152
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek machtiging voor rechtshandeling in WHOA-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een machtiging voor rechtshandelingen op basis van artikel 42a van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster, een besloten vennootschap, had op 15 oktober 2021 een verklaring ter griffie gedeponeerd en gekozen voor een akkoordprocedure buiten faillissement. De rechtbank had eerder verzoeken tot het gelasten van een afkoelingsperiode toegewezen. Verzoekster vroeg nu om machtiging voor verschillende rechtshandelingen, waaronder het aangaan van een rekening-courant overeenkomst en het vestigen van pandrechten. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek meerdere keren uitgesteld en op 8 maart 2022 is het verzoek behandeld in raadkamer.
De rechtbank oordeelde dat de verzoekster onvoldoende had aangetoond dat de gevraagde rechtshandelingen noodzakelijk waren voor de voortzetting van de onderneming en dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet wezenlijk geschaad zouden worden. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet had aangetoond dat het vestigen van zekerheidsrechten noodzakelijk was en dat de belangen van de schuldeisers niet gediend zouden zijn. De rechtbank heeft het verzoek dan ook afgewezen, waarbij zij opmerkte dat de verzoekster niet had aangetoond dat de gevraagde rechtshandelingen noodzakelijk waren voor de voortzetting van de onderneming en dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet wezenlijk geschaad zouden worden.