ECLI:NL:RBROT:2022:12151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
C/10/631050 / FT RK 21/457
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de afkoelingsperiode in een WHOA-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode op basis van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). Verzoekster, een besloten vennootschap die zich bezighoudt met het drukken van verpakkingen en reclamematerialen, had eerder een afkoelingsperiode van twee maanden toegewezen gekregen. Op 20 december 2021 diende verzoekster een nieuw verzoek in voor een verlenging van deze periode met drie maanden, omdat zij belangrijke stappen had gezet in de voorbereiding van een akkoord met haar schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster voldoende voortgang had geboekt en dat de verlenging noodzakelijk was om de onderneming te kunnen voortzetten tijdens de onderhandelingen over het akkoord. De rechtbank heeft het verzoek tot verlenging toegewezen, waarbij zij ook rekening hield met de belangen van de schuldeisers en de mogelijkheid dat derden, zoals Boost, niet wezenlijk in hun belangen zouden worden geschaad. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
afkondigen verlenging afkoelingsperiode
rekestnummer: C/10/631050 / FT RK 21/457
uitspraakdatum: 24 januari 2022
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376, lid 5 Faillissementswet (Fw) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam]
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [plaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. B. Besseling, kantoorhoudende te Apeldoorn.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 15 oktober 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en eveneens op 15 oktober 2021 verzocht een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van vier maanden.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Het verzoek tot een afkoelingsperiode is behandeld ter zitting in raadkamer van deze rechtbank van 29 oktober 2021. Bij beschikking van 9 november 2021 is het verzoek ex artikel 376 Fw toegewezen en een afkoelingsperiode afgekondigd voor een periode van twee maanden.
1.4.
Op 20 december 2021 is ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ontvangen strekkende tot het afkondigen van een verlenging van de afkoelingsperiode voor een periode van drie maanden.
1.5.
Bij beslissing van 28 december 2021 is de behandeling van onderhavig verzoek bepaald op 11 januari 2022 en zijn de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boost Collectibles B.V., gevestigd te Hulst en de besloten vennootschap naar Zwitsers recht Boost Collectibles A.G., gevestigd te Cham, kanton Zug (Zwitserland), beiden hierna samen: Boost, in de gelegenheid gesteld hun zienswijze schriftelijk aan de rechtbank en verzoekster kenbaar te maken. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de bij beschikking van 9 november 2021 afgekondigde afkoelingsperiode voortduurt totdat de eindbeslissing op onderhavig verzoek is gegeven.
1.6.
Op 7 januari 2022 heeft Boost haar zienswijze ter griffie van deze rechtbank ingediend en kopie daarvan aan mr. Besseling gezonden.
1.7.
Het verzoek is op 11 januari 2022 door middel van een besloten videoverbinding behandeld waarbij zijn verschenen en gehoord: mr. Besseling, mr. K.L. Vos (een kantoorgenoot van mr. Besseling), [naam] , middellijk bestuurder van verzoekster en [naam] werkzaam bij Balanced Business Network (BBN). Bij die gelegenheid zijn door mr. Vos pleitaantekeningen voorgedragen en zijn vragen van de rechtbank beantwoord en heeft verzoekster het verzoek toegelicht.
1.8.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
2.1.
Verzoekster drijft een onderneming die zich met name bezighoudt met het drukken van verpakkingen en reclamematerialen.

3.Het standpunt van verzoekster

3.1.
Verzoekster neemt allereerst het standpunt in dat Boost in haar zienswijze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu die zienswijze niet tijdig is ingediend. De zienswijze is ingediend op 7 januari 2022 om 12:51 uur, dus na de termijn die is genoemd in de beslissing van de rechtbank van 28 december 2021 (7 januari 2022 vóór 12.00 uur).
3.2.
Ter toelichting op haar verzoek om een verlenging van de afkoelingsperiode heeft verzoekster het volgende – kort samengevat – gesteld.
3.3.
Een verlenging van de afkoelingsperiode van drie maanden is noodzakelijk om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Er is tevens belangrijke vooruitgang geboekt in de zin van artikel 376 lid 5 Fw.
3.4.
Verzoekster heeft toegelicht dat zij door herstructureringsdeskundigen van BBN Business Improvement (BBN) een analyse van haar bedrijfsvoering heeft laten opstellen. Uit de “View” van BBN blijkt dat na doorvoering van een turnaroundplan en overige aanbevelingen er weer een duurzaam perspectief voor de onderneming van verzoekster ontstaat.
Verzoekster ontving intussen van BBN een concept rapport ter zake van de reorganisatiewaarde. Binnenkort zal de definitieve versie beschikbaar komen. Het ontwerpakkoord is voor 85% gereed. Verzoekster heeft bij haar verzoekschrift een planning overgelegd, waaruit volgt dat rond week 7/8 van 2022 het definitieve akkoord ter stemming aan de schuldeisers wordt voorgelegd.
3.5.
Uit de liquiditeitsprognose van 20 december 2021 blijkt dat verzoekster tot en met maart 2022 kan blijven voortgaan met de betaling van haar direct opeisbare schulden.
Deze prognose is erop gebaseerd dat handelscrediteuren met een vordering groter dan € 7.500,00 nu niet worden voldaan, omdat verzoekster hen wil betrekken in het akkoord. Verder zijn vorderingen van groepsmaatschappijen bevroren.
3.6.
Volgens verzoekster werpt de huidige afkoelingsperiode haar vruchten af omdat verzoekster daardoor in de gelegenheid wordt gesteld om de aanbieding van een akkoord aan haar schuldeisers gedegen voor te bereiden. Nu binnenkort de fase aanbreekt dat het ontwerpakkoord aan de in het akkoord te betrekken schuldeisers zal worden aangeboden, is de kans aannemelijk dat schuldeisers beslag zullen leggen, goederen zullen opeisen of verhaal zullen trachten te nemen. Verzoekster meent dat juist in deze fase een afkoelingsperiode om de totstandkoming van een akkoord te faciliteren noodzakelijk is en in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers. Voorts meent verzoekster dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat belanghebbenden en/of andere derden met een verlenging van de afkoelingsperiode in hun belangen worden geschaad.
3.7.
Met betrekking tot het door Boost gelegde beslag is verzoekster van mening dat ook de belangen van Boost niet wezenlijk worden geschaad omdat in een faillissementssituatie het door Boost gelegde beslag vervalt en voorts omdat Boost bij een akkoord een uitkering tegemoet kan zien waarmee zij niet slechter af is dan bij het faillissement van verzoekster. Tot slot stelt verzoekster dat de (verhaals)positie van derden/schuldeisers ten opzichte van de start van dit traject onveranderd is gebleven en dat deze niet wijzigt in negatieve zin door verlenging van de afkoelingsperiode.

4.De zienswijze van Boost

4.1.
Boost verzoekt de rechtbank primair het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode af te wijzen. Boost voert daartoe aan dat verzoekster niet heeft uitgelegd waarom er na vier maanden nog geen ontwerpakkoord is voorgelegd. Boost is van mening dat verzoekster onvoldoende voortgang heeft geboekt met de voorbereidingen van het akkoord. Zo meent Boost dat verzoekster onvoldoende informatie heeft verstrekt. Ook voert Boost aan dat verzoekster nog geen contact met haar heeft opgenomen.
4.2.
Voorts meent Boost dat verzoekster met name oog heeft voor de belangen van de aandeelhouder. Boost heeft gegronde vrees dat het beschikbare vrije actief met zekerheidsrechten ten behoeve van aan verzoekster gelieerde ondernemingen zal worden bezwaard. De veronderstelling van verzoekster dat Boost opnieuw beslag zal leggen als onderhavig verzoek wordt afgewezen, is juist. Subsidiair verzoekt Boost de duur van de verlenging fors te beperken waardoor verzoekster genoodzaakt zal zijn om snel een akkoord voor te leggen en in stemming te brengen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank stelt vast dat verzoekster in haar verzoek kan worden ontvangen, nu zij op grond van artikel 376 lid 5 Fw bevoegd is het verzoek tot verlenging van de eerder gelaste afkoelingsperiode in te dienen en onderhavig verzoek op 20 december 2021 ter griffie is ingekomen, derhalve tijdig vóór afloop van de eerder gelaste afkoelingsperiode op 9 november 2021. Noodzakelijk en voldoende is dat voorafgaand aan het aflopen van de eerdere gelaste afkoelingsperiode een verzoek tot verlenging is ingediend, zodat de rechtbank die eerdere gelaste afkoelingsperiode kan verlengen (in de zin dat deze direct aansluit op de eerdere gestelde termijn).
5.2.
De rechtbank verwerpt het standpunt van verzoekster dat Boost niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar zienswijze, omdat zij deze later heeft ingediend dan door de rechtbank was bepaald. Nog los van het feit dat de wet hierop geen sanctie stelt, is gesteld noch gebleken dat verzoekster hierdoor in haar processuele belangen is geschaad. Verzoekster is ter zitting uitgebreid op de zienswijze ingegaan.
5.3.
Ingevolge artikel 376 lid 5 Fw dient de rechtbank thans te beoordelen of verzoekster erin is geslaagd aannemelijk te maken dat zij een belangrijke vooruitgang heeft geboekt in de totstandkoming van het akkoord. De rechtbank stelt vast dat dit het geval is. Zoals uit het verzoekschrift volgt heeft verzoekster, met behulp van derden, diverse noodzakelijke stappen gezet ter voorbereiding van het akkoord. Hieronder valt onder meer het inwinnen van (financiële) informatie en het inschakelen van deskundigen van BBN om tot een accurate reorganisatiewaarde van de onderneming te komen. Zodra hierover duidelijkheid komt, kan het akkoord nader vorm worden gegeven. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende aannemelijk is gemaakt dat voldoende voortgang is gemaakt in de totstandkoming van het akkoord. Hiermee heeft verzoekster aan het criterium van artikel 376 lid 5 Fw voldaan.
5.4.
Tevens is voldaan aan de vereisten die in artikel 376 lid 4 Fw zijn genoemd. Summierlijk is gebleken dat een verlenging van de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming van verzoekster tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Daarbij weegt de rechtbank mee dat Boost heeft meegedeeld beslag te zullen/gaan leggen op de vermogensbestanddelen van verzoekster zodra de afkoelingsperiode afloopt. Voorts overweegt de rechtbank dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers bij verlenging zijn gediend en dat derden, waaronder Boost, niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Op basis van de door verzoekster gegeven toelichting is vooralsnog aannemelijk dat de schuldeisers van verzoekster beter af zijn met het door verzoekster beoogde akkoord dan bij vereffening binnen een faillissement van verzoekster.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe het verzoek ex artikel 376 lid 5 Fw en verlengt de bij beschikking van
9 november 2021 gegeven afkoelingsperiode met een termijn van drie maanden,
vanaf 9 januari 2022.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. A.E. de Vos en
mr. V.G.T. van Emstede, rechters, en in aanwezigheid van E.J. van Gruijthuijsen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2022.