ECLI:NL:RBROT:2022:12137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
KTN-9872238_11112022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en herstel van gebreken in aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over een aannemingsovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.T. Somohardjo, vorderde primair schadevergoeding en subsidiair herstel van gebreken die zouden zijn ontstaan tijdens de renovatie van haar badkamer door [gedaagde01]. De overeenkomst was in januari 2020 gesloten voor een bedrag van € 3.500,-, waarbij [gedaagde01] verantwoordelijk was voor de renovatie, terwijl [eiseres01] zelf zorg zou dragen voor het slopen van de oude badkamer en het aanleveren van materialen.

Tijdens de uitvoering van het werk ontstonden er verschillende geschillen over de kwaliteit van het geleverde werk en de communicatie tussen partijen. Op 3 maart 2020 heeft [eiseres01] de overeenkomst opgezegd, omdat zij geen vertrouwen meer had in de uitvoering van het werk. [gedaagde01] heeft echter betwist dat zij in verzuim was en stelde dat [eiseres01] haar recht om te klagen over het werk had verspeeld door de overeenkomst eenzijdig te beëindigen.

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] niet in verzuim was geraakt, omdat [eiseres01] de overeenkomst had opgezegd zonder [gedaagde01] de kans te geven het werk af te ronden. Bovendien werd geoordeeld dat [eiseres01] niet tijdig had geprotesteerd tegen de gebreken die zij later aanvoerde. De rechter wees de vorderingen van [eiseres01] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] op nihil werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9872238 CV EXPL 22-14709
datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.T. Somohardjo,
tegen
[gedaagde01], voorheen handelend onder de naam [handelsnaam01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 mei 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen mondeling verweer;
  • het op schrift gestelde verweer van [gedaagde01] , met bijlagen;
  • de brieven waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 11 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiseres01] met haar partner [naam01] , bijgestaan door
mr. Somohardjo, en [gedaagde01] met haar partner [naam02] .

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben in januari 2020 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. Op grond van die overeenkomst zou [gedaagde01] de badkamer renoveren in de woning van [eiseres01] en [naam01] voor een bedrag van € 3.500,- inclusief btw. Het werk betrof tegelwerk van vloeren en wanden, het installeren van een ligbad, douche met scherm, toilet, wastafel, kraan en werkblad, en het aanbrengen van kit. Afgesproken is dat [eiseres01] zelf zorg zou dragen voor het slopen van de oude badkamer en het aanleveren van de benodigde materialen, met uitzondering van kleine materialen.
2.2.
Omstreeks 5 februari 2020 is begonnen met de uitvoering van het werk dat voor [gedaagde01] zou worden verricht door [naam02] voornoemd, die zelf geen fysiek werk heeft verricht maar daarvoor anderen heeft ingeschakeld.
2.3.
Tijdens de uitvoering van het werk zijn partijen op 17 februari 2020 meerwerk overeengekomen, namelijk ook tegelwerk in de wc beneden en in de keuken, voor een bedrag van bijna € 1.000,- inclusief btw. In een WhatsApp-bericht heeft [naam02] hierover aan [eiseres01] geschreven dat hij een zo scherp mogelijke prijs maakt, waarop zij heeft geantwoord dat te weten en daarom hem te vragen en niet iemand anders en dat het werk goed is voor een redelijke prijs.
2.4.
Op 18 februari 2020 is het meerwerk in de wc en keuken uitgevoerd. Diezelfde dag heeft [eiseres01] in een WhatsApp-bericht aan [naam02] meegedeeld dat de tegels recht zijn aangebracht terwijl haar man gevraagd had ze in verband te tegelen en dat zij het niet mooi vindt. Daarop heeft [naam02] geantwoord dat met geen woord gesproken is over in verband leggen. Vervolgens heeft [naam01] in een WhatsApp-bericht aan [naam02] gevraagd hem even te bellen, waarop [naam02] eerst te kennen heeft gegeven in een bespreking te zitten en een paar minuten later heeft geschreven dat het tegelwerk niet betaald hoeft te worden. Daarop heeft [naam01] laten weten dat het hem niet om het geld gaat, maar dat hij die ochtend aan de tegelzetter heeft meegedeeld hoe er getegeld moest worden, dat die heeft toegegeven dat de wijze van uitvoering minder werk was voor hem, en dat [eiseres01] als klant het toch kan aangeven als zij het niet mooi vindt. Daarop heeft [naam02] geantwoord dat [naam01] gelijk heeft, dat de klant koning is en de tegelzetter het werk niet op de makkelijkste manier moet uitvoeren, maar zoals de klant het wil, maar dat [naam01] met hem of met [gedaagde01] moet communiceren.
2.5.
In de daaropvolgende dagen zijn de werkzaamheden voortgezet.
2.6.
[naam02] heeft op 28 februari 2020 gevraagd om betaling van een voorschot. Die dag is een bedrag van € 1.000,- aan hem overgemaakt. Diezelfde dag heeft [eiseres01] een e-mail gezonden aan [naam02] waarin zij - verkort weergegeven - aan hem schrijft dat zij zich erover verbaast dat hij kosten berekent voor een koof en het bubbelbad. Daarnaast heeft zij erop gewezen dat nog een lamp moet worden opgehangen, dat van de douche onderdelen over zijn en dat in de douchecabine geen rubber is geplaatst waardoor deze lekt, dat het toilet boven niet netjes is afgewerkt, dat de radiator niet goed werkt, dat de radiator, de badkraan en de douchekraan beschadigd zijn, wat aangetipt is waardoor nu een vlek zichtbaar is, en dat het tegelwerk in de keuken niet gelegd is zoals afgesproken.
2.7.
Naar aanleiding hiervan zijn [gedaagde01] en [naam02] op 29 februari 2020 bij [eiseres01] en [naam01] thuis langs geweest en hebben zij oplossingen aangedragen. Bij die gelegenheid is discussie ontstaan over de vraag of het werk aan de koof meerwerk betreft, waarbij [naam02] zijn stem heeft verheven. Later die dag heeft [naam02] een WhatsApp-bericht gestuurd naar [naam01] , met de vraag hoe partijen het gaan oplossen.
2.8.
Bij e-mailbericht van 3 maart 2020, 15:02 uur, heeft [naam01] - verkort weergegeven - aan [naam02] geschreven er geen vertrouwen meer in te hebben dat hun badkamer naar behoren wordt afgemaakt. Meegedeeld is dat de samenwerking wordt beëindigd en dat een ander bedrijf is ingeschakeld om alles op te nemen en na te kijken.
2.9.
Bij e-mailbericht van 3 maart 2020, 16:43 uur, heeft [naam02] - verkort
weergegeven - aan [eiseres01] meegedeeld dat hij een WhatsApp-bericht heeft gestuurd aan haar man waarin hij heeft geschreven dat het vervelend is hoe het gelopen is en heeft gevraagd hoe zij verder zouden gaan. [naam02] heeft erop gewezen dat hij en [gedaagde01] alle medewerking hebben verleend, alles hebben geaccepteerd en het netjes zouden oplossen. Zij zouden een nieuwe radiator geven en een bout vervangen, en ook andere punten zijn besproken. Te kennen is gegeven dat wel degelijk overleg is geweest over meerwerk in verband met het plaatsen van de koof en dat haar man daarover geen woord vuil heeft gemaakt. [naam02] heeft zich op het standpunt gesteld dat overlegd moet worden en dat het niet acceptabel is dat [eiseres01] vanwege onenigheid van hen probeert af te komen.
2.10.
Bij e-mailbericht van 3 maart 2020, 18:51 uur, heeft [eiseres01] - verkort weergegeven - zich tegenover [naam02] op het standpunt gesteld dat het werk niet volledig en op onderdelen niet goed / niet naar wens is uitgevoerd, dat bij de uitvoering van de werkzaamheden schade is veroorzaakt aan de radiator en de badkraan, en onderdelen zijn verdwenen die zij opnieuw heeft moeten aanschaffen. [eiseres01] heeft erop gewezen dat de lamp na aandringen is opgehangen, maar niet goed is gemonteerd, dat in de douchecabine geen rubber is geplaatst, waardoor het water alle kanten op gaat, dat de radiator niet is aangesloten, omdat de door haar aangeschafte thermostaat, die erop geplaatst is, niet zou werken, terwijl de leverancier daarover anders heeft verklaard, en dat de werklui haar telkens vroegen om onderdelen te halen, terwijl afgesproken was dat [naam02] voor het aansluitmateriaal zou zorgen. Tevens is erop gewezen dat twee verschillende soorten voegmiddel en twee verschillende soorten siliconenkit zijn gebruikt. Daarnaast is te kennen gegeven dat op aangeven van de werklui akkoord is gegaan met het plaatsen van een koof om leidingen van de radiator weg te werken, die niet in de muur konden worden weggewerkt, niet wetende dat daarvoor een extra bedrag in rekening zou worden gebracht. Voorts is erop gewezen dat het werk te laat is aangevangen en te lang heeft geduurd en dat de communicatie niet altijd gepast is geweest. Tot slot is erop gewezen dat het schreeuwen van [naam02] tegen [eiseres01] in het bijzijn van haar kinderen de laatste druppel is geweest.
2.11.
Bij WhatsApp-bericht van 4 maart 2020 heeft [naam02] aan [naam01] zijn excuses
aangeboden en meegedeeld dat zij alles zouden oplossen, totdat discussie ontstond over het meerwerk van de koof. [naam02] heeft gevraagd of [eiseres01] en [naam01] nog gaan betalen.
2.12.
[eiseres01] en [naam01] hebben zich gewend tot hun rechtsbijstandsverzekeraar, die opdracht heeft gegeven aan EMN om onderzoek te verrichten naar eventuele gebreken aan de uitgevoerde werkzaamheden in hun badkamer, toilet en keuken. Naar aanleiding hiervan is op 3 maart 2021 onderzoek verricht in hun woning. Op 13 juli 2021 is een expertise-rapport uitgebracht, waarin tal van gebreken en kosten voor herstel worden genoemd.
2.13.
Bij e-mailbericht van 10 september 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres01] het expertiserapport aan [gedaagde01] doen toekomen en is, onder verwijzing naar de inhoud daarvan, gesteld dat [gedaagde01] tekort geschoten is in de nakoming van verbintenissen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde01] is tot 15 oktober 2021 gelegenheid geboden om de gerapporteerde gebreken te herstellen, bij uitblijven waarvan [eiseres01] zich het recht heeft voorbehouden de overeenkomst te ontbinden en haar schade te verhalen, met bijkomende kosten.
2.14.
Hierop heeft [naam02] afwijzend gereageerd.
2.15.
Bij e-mailbericht van 10 januari 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres01] - verkort weergegeven - meegedeeld dat verzuim is ingetreden en dat de overeenkomst wordt ontbonden. Aanspraak is gemaakt op betaling van € 11.119,-.
2.16.
Ook hierop heeft [naam02] afwijzend gereageerd.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] / [naam02] te veroordelen:
primair,
- tot betaling van € 9.526,- of een door de kantonrechter te bepalen bedrag, met rente;
subsidiair,
- om binnen twaalf weken na betekening van het vonnis alle door EMN geconstateerde gebreken, en eventuele verborgen gebreken, deugdelijk te herstellen, op straffe van een dwangsom voor iedere dag dat hiermee in gebreke wordt gebleven;
en, zowel primair als subsidiair, tot betaling van,
  • € 1.030,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, met rente;
  • € 1.673,- aan expertisekosten;
  • de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres01] legt aan haar eis ten grondslag dat [gedaagde01] tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, doordat het geleverde werk gebreken heeft. Ondanks alsnog geboden gelegenheid heeft [gedaagde01] / [naam02] de gebreken niet hersteld. Daardoor is verzuim ingetreden, wat reden is geweest om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Gelet daarop eist [eiseres01] terugbetaling van het reeds betaalde bedrag van € 1.000,- en betaling van € 8.526,- aan schadevergoeding onder verwijzing naar het expertiserapport van EMN. Voor zover dat niet wordt toegewezen eist [eiseres01] om [gedaagde01] en [naam02] te veroordelen de gebreken alsnog te herstellen. In beide gevallen eist zij ook betaling van € 1.030,70 aan buitengerechtelijke incassokosten en
€ 1.673,- aan expertisekosten.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en concludeert tot afwijzing daarvan.

4..De beoordeling

4.1.
Het verweer van [gedaagde01] slaagt. De reden hiervoor is dat [eiseres01] op 3 maart 2020 ervoor gekozen heeft om de overeenkomst op te zeggen in plaats van [gedaagde01] in de gelegenheid te stellen om het werk af te ronden, waaronder het overnieuw doen op ondergeschikte onderdelen, waarover [eiseres01] kort daarvoor geklaagd had en waarvan [gedaagde01] herstel had aangeboden. Daardoor heeft [gedaagde01] het werk niet behoorlijk kunnen opleveren, althans is haar de mogelijkheid daartoe ontnomen. [gedaagde01] heeft het werk moeten afleveren in de staat waarin het op dat moment was, namelijk grotendeels voltooid, maar met een aantal punten dat nog aangepakt moest worden. [gedaagde01] is dus niet in verzuim geraakt. [eiseres01] was bevoegd om vanwege de ruzie die hierover tussen partijen was ontstaan, [gedaagde01] de deur te wijzen (zie artikel 7:764 BW), maar daardoor heeft zij haar recht verspeeld te klagen over het werk dat niet af was.
4.2.
Voor zover gesteld wordt dat het werk gebrekkig is uitgevoerd en dit betrekking heeft op gebreken waarmee [eiseres01] op 3 maart 2020 niet bekend is geweest, geldt - nog daargelaten dat die gebreken betwist worden - dat zij daarop geen beroep meer kan doen, want [eiseres01] heeft niet binnen bekwame tijd nadat zij die gebreken heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken ten aanzien hiervan geprotesteerd (zie artikel 6:89 BW). Het heeft immers een jaar geduurd voordat [eiseres01] onderzoek heeft laten verrichten naar het werk door EMN, waarover op 13 juli 2021 gerapporteerd is, en vervolgens heeft het tot 10 september 2021 geduurd om [gedaagde01] de rapportage te doen toekomen en te klagen over de vermeende gebreken. Om niet onbegrijpelijke redenen heeft [gedaagde01] de door [eiseres01] geboden mogelijkheid van herstel toen van de hand gewezen, ook omdat van het verrichte werk een aanzienlijk deel onbetaald is gebleven.
4.3.
De daarop volgende mededeling van [eiseres01] gericht op ontbinding van de overeenkomst heeft geen effect gesorteerd, want door de eerdere eenzijdige rechtshandeling van opzegging was de overeenkomst van aanneming van werk al beëindigd. [eiseres01] is op die beëindiging niet kunnen terugkomen, althans niet zonder instemming van [gedaagde01] , welke instemming heeft ontbroken.
4.4.
Daarom wordt geen grond gezien om [gedaagde01] te veroordelen tot terugbetaling van een deel van de aanneemsom en betaling van schadevergoeding en evenmin om haar te veroordelen de beweerde gebreken te herstellen. Zowel het primair als het subsidiair gevorderde wordt dus afgewezen. Dat lot treft ook de nevenvorderingen.
4.5.
[eiseres01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op nihil, omdat [gedaagde01] de procesvoering in eigen hand gehouden heeft en niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
465