ECLI:NL:RBROT:2022:12133

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
KTN-10044942_24102022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoedingen in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster01], en haar werkgever, Ordentall B.V. [verzoekster01] heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst en om toekenning van een transitievergoeding van € 12.369,05 en een billijke vergoeding van € 97.963,63. De werknemer was sinds 24 augustus 2015 in dienst bij Ordentall als Kliniek manager en heeft zich op 17 juni 2019 ziekgemeld. Na een periode van ziekte heeft het UWV geoordeeld dat Ordentall onvoldoende had gedaan voor de re-integratie van [verzoekster01], maar later werd dit oordeel herzien. Ordentall heeft geprobeerd om de werknemer te re-integreren, maar de werknemer heeft een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden afgewezen.

De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoekster01] afgewezen. De rechter oordeelde dat de omstandigheden die door de werknemer zijn aangevoerd niet voldoende ernstig waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter concludeerde dat Ordentall niet ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat er geen grond was voor de gevraagde vergoedingen. De rechter heeft ook opgemerkt dat de arbeidsovereenkomst nog steeds voortduurt en dat er geen aanleiding was om een billijke vergoeding toe te kennen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10044942 VZ VERZ 22-10580
Uitspraak: 24 oktober 2022
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[verzoekster01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. D.J. de Vos,
tegen
Ordentall B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. D.P.M.G. van den Boom.
Partijen worden hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘Ordentall’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 15 augustus 2022;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van de gemachtigde van [verzoekster01] houdende aanvulling van (de grondslag van) het verzoek, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van de gemachtigde van Ordentall, met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling van 21 september 2022, waarbij de gemachtigde van [verzoekster01] het woord heeft gevoerd aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.

2..De feiten

2.1.
[verzoekster01] , geboren op [geboortedatum01], is sinds 24 augustus 2015 in dienst bij Ordentall in de functie van Kliniek manager, met een loon van € 5.605,50 bruto per maand.
2.2.
Op 17 juni 2019 heeft [verzoekster01] zich ziekgemeld bij Ordentall.
2.3.
In verband met de uitval door ziekte heeft Ordentall de bedrijfsarts ingeschakeld die herhaaldelijk spreekuurcontact heeft gehad met [verzoekster01] .
2.4.
Ordentall heeft geprobeerd [verzoekster01] te re-integreren in het arbeidsproces.
2.5.
Bij beslissing van 17 mei 2021 heeft het UWV aan Ordentall laten weten dat zij niet voldoende heeft gedaan om [verzoekster01] te re-integreren. Ordentall is te kennen gegeven dat zij om die reden het loon van [verzoekster01] moet doorbetalen tot
14 juni 2022.
2.6.
Bij beslissing van 29 september 2021 heeft het UWV aan Ordentall laten weten dat zij inmiddels wel genoeg heeft gedaan om [verzoekster01] te re-integreren en dat de periode waarin Ordentall haar loon moet betalen wordt verkort tot en met 12 oktober 2021.
2.7.
Vanaf 13 oktober 2021 betaalt Ordentall geen loon meer aan [verzoekster01] .
2.8.
Aan [verzoekster01] is een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend vanaf 13 oktober 2021.
2.9.
Op 15 november 2021 heeft Ordentall ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst een concept vaststellingsovereenkomst aan [verzoekster01] doen toekomen, waarin haar aanspraak op de transitievergoeding is opgenomen.
2.10.
[verzoekster01] heeft daarmee niet ingestemd.

3..Het geschil

3.1.
[verzoekster01] verzoekt, zo begrijpt de kantonrechter, na aanvulling van haar verzoek:
primair:
de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden;
aan haar de transitievergoeding toe te kennen van € 12.369,05;
aan haar een billijke vergoeding toe te kennen van € 97.963,63 of een door de kantonrechter vast te stellen bedrag;
subsidiair, voor zover het gestelde onvoldoende is om een billijke vergoeding toe te kennen of het gedrag van Ordentall niet als ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt:
4. aan haar een vergoeding toe te kennen van € 97.963,63 of een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, op grond van artikel 7:611 BW juncto artikel 7:686 BW;
en, zowel primair als subsidiair:
5. de toe te kennen bedragen [1] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van afgifte van de beschikking tot aan het moment van volledige betaling;
6. Ordentall te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan de verzoeken legt [verzoekster01] - kort gezegd - ten grondslag dat Ordentall zich tegenover haar ernstig verwijtbaar heeft gedragen, enerzijds door niet althans niet goed te reageren op signalen van overbelasting leidend tot haar uitval door ziekte en anderzijds door aan haar re-integratie niet goed invulling te geven. Zo heeft Ordentall geen veilige werkomgeving geboden en is zij haar zorgplicht als werkgever niet nagekomen. Daarom verzoekt [verzoekster01] ontbinding van de arbeidsovereenkomst en toekenning van de transitievergoeding. [verzoekster01] stelt verder dat zij als gevolg van de situatie schade heeft geleden, zowel lichamelijk en geestelijk (letsel) als financieel. De financiële schade betreft inkomstenderving ten belope van € 97.963,63 bestaande uit verlies van een deel van haar loon tot het moment waarop de loondoorbetalingsplicht is geëindigd en het verschil tussen de uitkering die zij inmiddels ontvangt en het loon dat zij had kunnen ontvangen als zij niet zou zijn uitgevallen. [verzoekster01] verzoekt betaling van dit bedrag als billijke vergoeding of op grond van artikel 7:611 BW juncto artikel 7:686 BW.
3.3.
Ordentall voert verweer en concludeert - kort gezegd - om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek af te wijzen of anders de vergoeding te matigen, met veroordeling van [verzoekster01] in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.4.
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover nodig in het kader van de beoordeling van het verzoek, nader besproken.

4..De beoordeling

4.1.
Allereerst wordt opgemerkt dat het van de gemachtigde van Ordentall na de mondelinge behandeling ontvangen e-mailbericht met bijlage, waarin is vermeld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen inmiddels is opgezegd met toestemming van het UWV, buiten beschouwing wordt gelaten. De behandeling van de zaak was immers al afgesloten.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671c lid 1 BW. Op grond van dit artikel kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.3.
De door [verzoekster01] aangehaalde omstandigheden, waaraan zij ontleent dat Ordentall ernstig verwijtbaar en in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld, leiden in de opvatting van de kantonrechter echter niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ordentall wordt gevolgd in haar standpunt dat ontbinding achterwege moet blijven omdat haar geen althans onvoldoende verwijt treft. In dit verband is van betekenis dat Ordentall al medio november 2021, dus korte tijd nadat haar loondoorbetalingsverplichting eindigde, aan [verzoekster01] een voorstel heeft gedaan om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, met betaling van de transitievergoeding. Ondanks haar arbeidsongeschiktheid en zonder zicht op herstel binnen afzienbare tijd, waardoor het dienstverband betekenis heeft verloren, heeft [verzoekster01] het voorstel van haar werkgever afgewezen. Nadien is nog gelegenheid geweest om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, maar zover is het niet gekomen.
4.4.
[verzoekster01] heeft in haar ontbindingsverzoek gewezen op het haars inziens ernstig verwijtbaar handelen van Ordentall: ze is tijdens haar werk onvoldoende ontlast, er is geen rekening gehouden met de door haar ervaren werkdruk en, toen ze was uitgevallen, is onvoldoende gedaan om haar in het werk weer te re-integreren. Ordentall heeft haar standpunt daar tegenover gesteld en de kantonrechter kan constateren dat partijen bij de waardering van de gebeurtenissen in hoge mate van mening verschillen. Aan wat partijen naar voor hebben gebracht kan de kantonrechter niet de conclusie verbinden dat Ordentall zo verwijtbaar heeft gehandeld dat de arbeidsovereenkomst om die reden billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd moet eindigen. Wel staat vast dat Ordentall op het punt van de re-integratie steken heeft laten vallen, om die reden heeft het UWV de loondoorbetalings-verplichting van Ordentall ook met een viertal maanden verlengd. Deze tekortkoming betekent echter niet zonder meer dat de arbeidsovereenkomst om die reden zou moeten worden ontbonden. De arbeidsovereenkomst zou mogelijk wel kunnen worden ontbonden wegens een verstoring van de onderlinge verhoudingen maar dat is niet bepleit zodat de kantonrechter daar niet eigener beweging toe wil overgaan. Een dergelijke ontbinding zou ook niet tot de door [verzoekster01] verzochte vergoedingen leiden.
4.5.
Bij deze stand van zaken wordt geen aanleiding gezien om de arbeidsovereenkomst nu of op korte termijn te ontbinden.
4.6.
Omdat de arbeidsovereenkomst voortduurt is geen grond aanwezig om een billijke vergoeding toe te kennen, wat voornamelijk de inzet is van het verzoek van [verzoekster01] . Dat [verzoekster01] bij opzegging van de arbeidsovereenkomst in aanmerking komt voor de transitievergoeding staat naar het oordeel van de kantonrechter niet ter discussie, Ordentall heeft betaling van deze vergoeding eerder ook aangeboden (zie hierboven 2.9).
4.7.
Voor zover [verzoekster01] artikel 7:611 BW [2] als zelfstandige juridische grondslag aan haar aanspraak op een vergoeding ten grondslag heeft gelegd overweegt de kantonrechter het volgende. Dat Ordentall niet goed is omgegaan met signalen van overbelasting van [verzoekster01] en dat dit tot haar uitval heeft geleid heeft Ordentall weersproken. Uit de stukken en uit wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat Ordentall het nodige heeft ondernomen om aan de door [verzoekster01] ervaren werkdruk tegemoet te komen, onder andere door het aannemen van een medewerker ter ondersteuning van [verzoekster01] , maar dat niettemin [verzoekster01] zich op 17 juni 2019 ziek heeft moeten melden. Van strijd met artikel 7:611 BW kan sprake zijn wanneer een werkgever maatregelen achterwege laat terwijl het duidelijk is dat die met het oog op de belangen van de werknemer genomen hadden moet worden. Uit de stellingen van [verzoekster01] kan onvoldoende worden afgeleid dat hiervan in dit geval sprake is. Hierbij komt dat uit de stellingen van [verzoekster01] evenmin kan worden geconcludeerd dat het aan Ordentall verweten handelen of nalaten heeft geleid tot het door [verzoekster01] becijferde (schade) bedrag van € 97.963,63. Daarvoor zou minst genomen inzicht nodig zijn in de klachten, de precieze oorzaken daarvan en de verwachtingen op kortere en langere termijn.
4.8.
Dit betekent dat ook het verzoek tot vergoeding van € 97.963,63 wegens strijd met artikel 7:611 BW niet toewijsbaar is.
4.9.
De verzoeken worden daarom afgewezen.
4.10.
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.De kantonrechter neemt aan dat het om bruto bedragen gaat.
2.De werkgever en de werknemer zijn verplicht zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen.