In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam01], [naam02] en [naam03]. De zaak betreft een huurovereenkomst die op 7 oktober 2019 is aangegaan, waarbij [naam01] een appartement verhuurde aan [naam03]. Door een huurachterstand van € 6.200,-, ontstaan door niet-betaling van huur door [naam03], heeft [naam01] de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [naam03] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat heeft geleid tot de ontbinding van de overeenkomst en de veroordeling tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Tevens is [naam03] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 9.488,-, vermeerderd met wettelijke rente, en € 745,- aan buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van [naam02], die de rechten en verplichtingen van [naam01] heeft overgenomen, zijn toegewezen, terwijl de tegeneis van [naam03] tot huurprijsvermindering en opschorting van betaling is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurprijs van € 850,- per maand blijft gelden, ondanks de gestelde gebreken aan de woning, omdat [naam03] niet heeft aangetoond dat deze gebreken substantieel zijn.