ECLI:NL:RBROT:2022:12076

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
KTN-9805543_15072022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van motor en aansprakelijkheid van assurantietussenpersoon bij mededelingsplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en EL&EF Verzekeringen B.V. over de aansprakelijkheid van de assurantietussenpersoon. [eiser01] had een voertuigverzekering afgesloten via EL&EF, maar de verzekeraar weigerde dekking na de diefstal van de motor omdat [eiser01] bij het aangaan van de verzekering niet had gemeld dat zijn rijbewijs meerdere keren was ingevorderd. De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] niet had voldaan aan zijn mededelingsplicht zoals vastgelegd in artikel 7:928 BW, wat leidde tot de conclusie dat de verzekeraar niet tot uitkering kon overgaan. De rechter stelde vast dat de handelwijze van EL&EF niet tekortschietend was, aangezien [eiser01] niet de juiste informatie had verstrekt. De vordering van [eiser01] tot schadevergoeding van € 5.850,- werd afgewezen, evenals de nevenvorderingen. [eiser01] werd veroordeeld in de proceskosten van EL&EF, vastgesteld op € 622,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9805543 CV EXPL 22-11228
datum uitspraak: 15 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. H. Akbaba,
tegen
EL&EF Verzekeringen B.V.,
vestigingsplaats: Ridderkerk,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.J.A. Waverijn.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘EL&EF’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 maart 2022, met bijlagen 1 tot en met 9;
  • het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van EL&EF.
1.2.
Op 23 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2.De feiten

2.1.
EL&EF treedt op als assurantietussenpersoon voor particulieren bij het afsluiten van verzekeringen.
2.2.
Op 16 december 2013 heeft [eiser01] een voertuigverzekering afgesloten met polisnummer [nummer01] via EL&EF (destijds handelend onder de naam Attent Tam Verzekeringen) bij Reaal Verzekeringen N.V., voor wie Voogd & Voogd Verzekeringen (hierna: V&V) optrad als gevolmachtigde.
2.3.
Op 16 april 2018 heeft [eiser01] telefonisch contact opgenomen met EL&EF om zijn verzekeringspolis te wijzigen, zodat zijn motorfiets van het merk Kawasaki, type Z 1000 ABS, met kenteken [kenteken01] verzekerd zou zijn. Op basis van het telefoongesprek is diezelfde dag door EL&EF een wijziging van de verzekeringspolis doorgegeven aan V&V en is het aanvraagformulier waarin de betreffende wijziging wordt bevestigd door EL&EF per brief aan [eiser01] toegestuurd, waarbij hem verzocht is om het aanvraagformulier binnen vijf dagen volledig ingevuld en ondertekend terug te zenden en om het zo spoedig mogelijk aan EL&EF door te geven als op het aanvraagformulier onjuistheden vermeld staan. In (de toelichting bij) het aanvraagformulier wordt onder meer het volgende vermeld:
Voorwaarden
Als aanvrager/kandidaat-verzekeringnemer bent u op basis van artikel 7:928 Burgerlijk Wetboek verplicht voor het sluiten van de verzekering alle feiten mede te delen die u kent of behoort te kennen en waarvan u weet of behoort te begrijpen dat die van belang (kunnen) zijn voor de acceptatiebeslissing van de verzekeraar
(mededelingsplicht). (…) In ieder geval dient u te allen tijde de gestelde vragen in dit (elektronisch) aanvraagformulier zo volledig mogelijk te beantwoorden. (…)”
en
Slotvragen
1. Is de aanvrager of een andere belanghebbende bij deze verzekering, in de laatste 8 jaren in aanraking geweest met politie of justitie?
Kies Ja als de aanvrager of een andere belanghebbende in deze periode:
Een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid heeft (gehad).
(…)
Antwoord : Nee
(…)
Dit formulier is naar waarheid ingevuld.
Plaats : ___________________________
Datum : ___________________________
Handtekening verzekeringnemer : ___________________________
De heer [eiser01] (…)”
2.4.
Bij brief van 16 april 2018 heeft EL&EF aan [eiser01] bevestigd dat zijn verzekeringspolis gewijzigd is en dat V&V de wijziging geaccepteerd heeft op basis van de informatie die [eiser01] heeft doorgegeven, zoals weergegeven in het aanvraagformulier. Als bijlagen bij de brief zijn onder meer het betreffende polisblad en de toepasselijke voorwaarden meegestuurd. In de voorwaarden wordt onder meer het volgende vermeld:
“De verzekeringnemer is op basis van artikel 7:928 Burgerlijk Wetboek verplicht
voor het sluiten van de verzekering alle feiten mede te delen die hij kent of behoort
te kennen en waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat die van belang (kunnen)
zijn voor de acceptatiebeslissing van de verzekeraar (mededelingsplicht). (…)
Deze mededelingsplicht betreft nadrukkelijk ook de juiste beantwoording door de
verzekeringnemer van de slotvragen:
1.
Of verzekeringnemer of een andere belanghebbende bij deze verzekering, in de laatste 8 jaar, als verdachte of ter uitvoering van een opgelegde (straf)maatregel, in aanraking is geweest met politie of justitie
(... )
5. Of aan verzekeringnemer, de regelmatige bestuurder of houder van het kentekenbewijs, de afgelopen 5 jaar (voorwaardelijk) de rijbevoegdheid is
ontzegd. (…)”
2.5.
Bij brief van 11 mei 2018 heeft EL&EF aan [eiser01] geschreven dat zij op 16 april 2018 een aanvraagformulier naar hem heeft gestuurd in verband met een voertuigwijziging, maar het aanvraagformulier nog niet van hem terug heeft ontvangen. Verzocht is om het aanvraagformulier naar EL&EF terug te sturen.
2.6.
Op 23 november 2018 heeft [eiser01] aangifte gedaan bij de politie van diefstal van zijn motor.
2.7.
[eiser01] heeft de diefstal gemeld bij V&V, naar aanleiding waarvan op
28 januari 2019 een gesprek met [eiser01] heeft plaatsgevonden op het kantoor van EL&EF. Tijdens dit gesprek is naar voren gekomen dat [eiser01] eerder een rijontzegging heeft gehad. Dit is aanleiding geweest voor EL&EF om [eiser01] bij brief van 15 februari 2019 mee te delen dat hij verzuimd heeft zijn verplichtingen na te komen met betrekking tot het aanleveren van juiste informatie voor het afsluiten of het wijzigen van een verzekering, dat EL&EF hierdoor geen vertrouwen meer heeft in een goede samenwerking met [eiser01] als klant en dat hij zijn lopende verzekeringen zo spoedig mogelijk bij een andere intermediair dient onder te brengen.
2.8.
Bij brief van 14 mei 2019 heeft V&V aan [eiser01] meegedeeld dat zij naar aanleiding van zijn schademelding forensisch onderzoek heeft laten verrichten en dat uit het rapport van onderzoek naar voren komt dat het rijbewijs van [eiser01] in de afgelopen vijf jaar twee keer ingevorderd is geweest en dat hij in beide gevallen een boete opgelegd heeft gekregen. Op basis hiervan is geoordeeld dat [eiser01] niet voldaan heeft aan zijn mededelingsplicht door bij de aanvraag van 16 april 2018 tot wijziging van zijn verzekering, alhoewel daarnaar gevraagd, geen melding te doen van de rijontzeggingen. Te kennen is gegeven dat als [eiser01] daarvan wel mededeling had gedaan de wijziging niet zou zijn geaccepteerd en de verzekering niet was voortgezet en dat V&V niet zal overgaan tot vergoeding van zijn schade omdat zijn recht op uitkering vervalt, onder verwijzing naar artikel 7:930 BW.
2.9.
Bij brief van 31 januari 2020 heeft [eiser01] aan EL&EF meegedeeld dat zij niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon heeft gehandeld. Er is op gewezen dat EL&EF vragen had moeten stellen aan [eiser01] over contacten met politie of justitie, omdat het op haar weg lag om ervoor te zorgen dat alle gegevens bekend waren alvorens het aanvraagformulier tot wijziging van de verzekering in te vullen en in te dienen. Opgemerkt is dat het formulier niet is ondertekend door [eiser01] en dat daaruit geconcludeerd kan worden dat EL&EF hem niet heeft benaderd om te controleren of de vragenlijst was ingevuld. Omdat de vragenlijst niet met hem is doorgenomen en de verzekeringsaanvraag is afgewikkeld zonder afstemming met en accordering door hem heeft [eiser01] aan EL&EF te kennen gegeven dat hij haar aansprakelijk acht voor zijn geleden en nog te lijden schade doordat de verzekeraar niet tot uitkering is overgegaan.
2.10.
In reactie hierop heeft EL&EF bij brief van 14 februari 2020 aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.11.
Bij brief van 28 februari 2020 heeft [eiser01] aan EL&EF te kennen gegeven dat hij van mening blijft dat zij niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon heeft gehandeld en dat zij daarom aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade.
2.12.
In reactie hierop heeft EL&EF bij brief van 3 juni 2020 aan [eiser01] meegedeeld dat zij bij haar standpunt blijft en geen aansprakelijkheid erkent.
2.13.
Bij brief van 28 augustus 2020 heeft [eiser01] aan EL&EF te kennen gegeven dat hij de zaak zal moeten voorleggen aan de rechtbank als EL&EF de aansprakelijkheid niet erkent.
2.14.
In reactie hierop heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van EL&EF bij
e-mailbericht van 6 oktober 2020 aan [eiser01] meegedeeld dat EL&EF geen aanleiding ziet om aansprakelijkheid te erkennen en een gang naar de rechter vol vertrouwen tegemoet ziet.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • EL&EF te veroordelen aan hem te betalen € 5.850,- aan schadevergoeding en € 667,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, een en ander met rente;
  • EL&EF te veroordelen in de proceskosten en de nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] stelt daartoe dat EL&EF als assurantietussenpersoon tekortgeschoten is in de nakoming van een op haar rustende verbintenis uit hoofde van de adviesrelatie tussen partijen, althans dat zij tegenover hem niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht, doordat zij op
16 april 2018 zonder enige navraag of verificatie zijn aanvraag van een verzekering voor zijn motor heeft doorgestuurd naar de verzekeraar, waardoor een verzekering is afgesloten die achteraf geen dekking bood voor door hem geleden schade. Die schade bedraagt
€ 5.850,-. Daarom vordert [eiser01] dit bedrag thans van EL&EF.
3.3.
EL&EF is het niet eens met de eis.
3.4.
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de eis, nader besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 7:928 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de verzekeringsnemer verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. De verzekeringnemer kan zich er niet op beroepen dat de verzekeraar bepaalde feiten reeds kent of behoort te kennen indien op een daarop gerichte vraag een onjuist of onvolledig antwoord is gegeven, zo volgt uit
lid 4.
4.2.
Vast staat dat [eiser01] op 16 april 2018 telefonisch contact gezocht heeft met EL&EF om zijn voertuigverzekering te wijzigen. Zijn verzekeringspolis diende te worden aangepast, zodat zijn motorfiets verzekerd zou zijn. In verband hiermee heeft een medewerkster van EL&EF een vragenlijst met [eiser01] doorgelopen om relevante gegevens voor de wijziging van de verzekeringspolis vast te leggen. De standpunten van partijen lopen erover uiteen of in dat telefoongesprek ook de onder 2.3. vermelde slotvragen zijn gesteld, die zien op voor de verzekering van belang zijnde strafrechtelijke antecedenten. [eiser01] zegt van niet, EL&EF voert aan dat standaardprocedure is om de vragenlijst door te lopen en dat daarbij ook de slotvragen worden gesteld. Ook bij wijziging van een verzekering gebeurt dit en de verzekeringnemer heeft een doorlopende plicht om dit soort zaken te melden, aldus EL&EF.
4.3.
Of in dit geval bij het telefonisch doorgegeven van de wijziging van de verzekering ook de slotvragen zijn gesteld, kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven, want vast staat dat het opgemaakte aanvraagformulier op 16 april 2018 naar [eiser01] verstuurd is en dat hij het formulier ontvangen heeft. In het aanvraagformulier, dat hij zelf in het geding heeft gebracht, is de mededelingsplicht van artikel 7:928 BW opgenomen. [eiser01] is gevraagd de inhoud van het aanvraagformulier te controleren en onjuistheden te melden aan EL&EF alsmede het formulier ondertekend te retourneren. Vast staat dat [eiser01] dat niet heeft gedaan. [eiser01] heeft EL&EF destijds niet op de hoogte gebracht van de onjuistheid van de vermelding op het aanvraagformulier (zie onder 2.3.) dat hij geen ontzegging van de rijbevoegdheid heeft gehad, terwijl achteraf gebleken is dat het rijbewijs van [eiser01] in de afgelopen vijf jaar twee keer ingevorderd is geweest. [eiser01] heeft het aanvraagformulier ook niet ondertekend geretourneerd aan EL&EF, ook niet nadat hem dat nogmaals werd gevraagd bij brief van 11 mei 2018, welke brief ook door hemzelf in het geding is gebracht. Ook de toezending van de gewijzigde verzekeringspolis bij separate brief van 16 april 2018, waarin [eiser01] eveneens gewezen is op de mededelingsplicht van artikel 7:928 BW, in het bijzonder ten aanzien van de vraag of hem de afgelopen vijf jaar de rijbevoegdheid is ontzegd (zie onder 2.4.), heeft er destijds niet toe geleid dat [eiser01] contact heeft opgenomen met EL&EF om haar op de hoogte te brengen van de invorderingen van zijn rijbewijs in het recente verleden.
4.4.
Gelet op het door EL&EF gestelde over de gang van zaken bij de wijziging van de verzekering, die grotendeels erkend althans onweersproken is door [eiser01] , in het bijzonder wat betreft de ontvangst van de brieven van 16 april 2018 en die van 11 mei 2018, moet naar het oordeel van de kantonrechter de conclusie zijn dat niet de handelwijze van EL&EF maar het door [eiser01] zelf niet hebben voldaan aan zijn mededelingsplicht tot gevolg heeft gehad dat zijn verzekeraar niet tot uitkering is overgegaan na de (opgegeven) diefstal van de motor. Dat is ook verwoord in de brief van V&V van 14 mei 2019 (zie onder 2.8.). Dat [eiser01] de motor elders had kunnen verzekeren als hij de twee ontzeggingen van de rijbevoegdheid wel had gemeld aan V&V, is gesteld noch gebleken. [eiser01] heeft aangevoerd dat hij, als hij dit toen had geweten, de motor had verkocht en de schade dan ook niet zou hebben geleden. Als dat al zo is, moet ook dat worden beschouwd als een gevolg van de schending van zijn mededelingsplicht en moet dat dus voor rekening van [eiser01] blijven. Omdat het gestelde ook verder geen grond biedt voor toewijzing van de vordering tot schadevergoeding of een deel daarvan, wordt deze afgewezen. Dat lot treft ook de nevenvorderingen.
4.5.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van EL&EF tot vandaag vast op € 622,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 311,- aan tarief). De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen. Dit wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de kant van EL&EF tot vandaag vastgesteld op € 622,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser01] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening, met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
465