In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Veemka en [gedaagde01]. Veemka vorderde ontruiming van een woning die zij op 26 september 2011 had gekocht van [gedaagde01]. Ondanks de verkoop van de woning aan een derde partij, weigerde [gedaagde01] de woning te verlaten. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde01] op grond van de koopovereenkomst verplicht was de woning leeg op te leveren. De voorzieningenrechter overwoog dat de ontruiming een ingrijpende maatregel is, maar dat Veemka een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de aanstaande levering aan de nieuwe koper op 15 november 2022. De rechtbank verwierp het verweer van [gedaagde01] dat de vordering tot nakoming van de koopovereenkomst was verjaard, en oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was. De rechtbank veroordeelde [gedaagde01] om de woning uiterlijk op 10 november 2022 ontruimd op te leveren en stelde de proceskosten vast op € 1.797,31.