ECLI:NL:RBROT:2022:12049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/10/644749 / KG ZA 22-785
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over DNA-onderzoek en dwangsom in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is er een geschil ontstaan tussen een vrouw en een man over de medewerking aan een DNA-onderzoek. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen twee minderjarige kinderen. De man heeft verzocht om erkenning van een van de kinderen, waarvoor een DNA-onderzoek noodzakelijk is. De rechtbank had eerder bepaald dat de vrouw haar medewerking aan dit onderzoek moest verlenen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag. De vrouw heeft echter geweigerd om mee te werken, met als argument dat zij de kosten van het onderzoek niet kan dragen. De man heeft daarop dwangsommen gevorderd, die volgens hem zijn verbeurd omdat de vrouw niet tijdig heeft meegewerkt aan het onderzoek.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 25 oktober 2022 geoordeeld dat de vrouw inderdaad dwangsommen heeft verbeurd, maar slechts voor één dag, namelijk 29 juni 2022. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw pas na de betekening van de beschikking op 28 juni 2022 haar medewerking heeft aangeboden, en dat zij niet tijdig actie heeft ondernomen om de DNA-test te realiseren. De voorzieningenrechter heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking voor zover deze betrekking heeft op een hoger bedrag dan € 100,00 geschorst en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/644749 / KG ZA 22-785
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2022
in de zaak van
[eiseres01],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
eiseres,
advocaat mr. J-M.F. Honders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R. Joosen te Oosterhout.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 september 2022, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord van 5 oktober 2022, met producties 1 tot en met 6;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 11 oktober 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren, te weten [naam01] en [naam02] .
2.2.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [naam01] . De vrouw oefende voorheen alleen het ouderlijk gezag over [naam02] uit omdat de man [naam02] niet heeft erkend.
2.3.
Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig. In het kader van deze bodemprocedure heeft de rechtbank een bijzondere curator benoemd en een DNA-onderzoek gelast om vast te stellen of de man de biologische vader van [naam02] is.
2.4.
De man heeft verzocht om aan hem vervangende toestemming te verlenen voor erkenning van [naam02] en om te bepalen dat de vrouw haar medewerking aan het DNA-onderzoek dient te verlenen op straffe van een dwangsom. In de beschikking van 9 juni 2022 van deze rechtbank, welke is hersteld bij herstelbeschikking van 18 augustus 2022, is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
3. De verdere beoordeling
(…)
3.2.3.
De man heeft zijn DNA afgestaan voor het onderzoek, maar de vrouw weigert iedere medewerking. De vrouw brengt naar voren dat zij door de kosten van het DNA-onderzoek niet genoeg geld heeft voor haar verhuizing. Zij kiest voor een dak boven het hoofd van de minderjarigen, in plaats van het DNA-onderzoek. De rechtbank begrijpt, samen met de bijzondere curator, het standpunt van de vrouw, maar aangezien de kosten voor het DNA-onderzoek al gemaakt zijn slaagt het verweer van de vrouw niet.
3.2.4.
Volgens de bijzondere curator is geen DNA-onderzoek niet in het belang van de man, omdat hij alleen maar erkenning en omgang wil als de minderjarige zijn biologische zoon is. Tevens is het van belang voor de minderjarige dat duidelijkheid komt omtrent het vaderschap. Het is daarom van uiterst belang is dat de vrouw meewerkt aan het DNA-onderzoek. Om deze redenen zal de rechtbank een dwangsom opleggen (…).

4..De beslissing

(…)
in de bodemprocedure:
4.2.
beveelt de vrouw haar medewerking te verlenen aan het DNA-onderzoek, ter beantwoording van de vraag of de man de vader is van [naam02] , op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat de vrouw haar medewerking niet verleent, tot een maximum van € 10.000,- vanaf 16 juni 2022; (…)”
2.5.
De beschikking van 9 juni 2022 is bij exploot van 28 juni 2022 aan de vrouw betekend.
2.6.
Bij e-mail van 29 juni 2022 heeft mr. Honders namens de vrouw aan mr. Joosen bericht dat de vrouw een afspraak heeft gemaakt voor een DNA-test, te weten op 21 juli 2022.
2.7.
Bij e-mail van 1 juli 2022 heeft mr. Joosen aan mr. Honders bericht dat van 16 juni 2022 tot en met 30 juni 2022 dwangsommen zijn verbeurd en dat de vrouw in dit kader
€ 1.500,00 aan de man verschuldigd is. Door mr. Joosen is aangezegd dat bij uitblijven van betaling een deurwaarder wordt ingeschakeld.
2.8.
Bij e-mail van 11 juli 2022 heeft mr. Honders aan mr. Joosen het volgende bericht:
“Cliënte had mij duidelijk gemaakt dat zij zich zou aanmelden bij Verilabs.
Op 17 juni 2022 zond ik haar daartoe op haar verzoek nog opnieuw de beschikking van 24 december 2021, met de adresgegevens van Verilabs.
Ik ontving bovendien het bewijs van haar aanmelding. Zij dient zich op 21 juli aldaar te melden.
Ik ga ervan uit dat u geen dwangsommen zult incasseren.”
2.9.
Bij deurwaardersexploot van 20 juli 2022 heeft de deurwaarder namens de man de vrouw gesommeerd de verbeurde dwangsommen van in totaal € 1.500,00 te voldoen. Door de deurwaarder is aangezegd dat bij niet tijdige voldoening aan dit bevel de executoriale titel verder ten uitvoer zal worden gelegd.
2.10.
Bij e-mail van 22 juli 2022 heeft mr. Honders aan mr. Joosen bericht dat de vrouw op 21 juli 2022 een DNA-test heeft ondergaan. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat de man de biologische vader is van [naam02] .

3..Het geschil

3.1.
De vrouw vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. te bepalen dat het door de man verbeurde bedrag aan dwangsommen op nihil dient te worden gesteld;
Subsidiair:
2. te bepalen dat het te verbeuren bedrag aan dwangsommen wordt verminderd, tot een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
Alsmede:
3. de man te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
De man voert gemotiveerd verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of de vrouw op grond van de beschikking van 9 juni 2022 dwangsommen heeft verbeurd.
4.2.
Vast staat dat de beschikking van 9 juni 2022 op 28 juni 2022 aan de vrouw is betekend. Gelet op artikel 611a lid 3 Rv kan een dwangsom niet worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld. Dit betekent dat de
dwangsommen niet eerder dan op 28 juni 2022 kunnen zijn verbeurd. Dat dit door de vrouw niet is aangevoerd doet hier niet aan af, nu de voorzieningenrechter, mede gelet op artikel 25 Rv, de rechtsgronden ambtshalve dient aan te vullen. In dit verband wijst de voorzieningenrechter er voor de volledigheid op dat de kwestie van de betekening tijdens de zitting uitvoerig is besproken, zodat de man op dit punt in zoverre niet wordt verrast.
4.3.
In een executiegeschil als het onderhavige, waarin het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming niet of onvoldoende is nageleefd, beperkt de voorzieningenrechter zich ertoe de ter uitvoering van de veroordelende beslissing verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de voorzieningenrechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. De voorzieningenrechter kan geen eigen oordeel geven over de juistheid van de rechterlijke beslissing die ten uitvoer wordt gelegd of van de onderliggende rechtsoverwegingen. In dit kort geding worden dus de door de vrouw ter uitvoering van de medewerking aan het DNA-onderzoek verrichte handelingen getoetst aan de beschikking van 9 juni 2022 om te bepalen of zij dwangsommen heeft verbeurd.
4.4.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat zij haar medewerking heeft verleend aan het DNA-onderzoek en op 21 juli 2022 is verschenen op haar afspraak daartoe bij Verilabs. Vanaf 17 juni 2022 heeft zij haar voornemen om mee te werken geuit, waarvan de advocaat van de man op de hoogte was. Het standpunt van de man dat de dwangsommen zijn verbeurd is niet in lijn met de beschikking van 9 juni 2022. Het is ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid, gelet op het lage inkomen van de vrouw. Het door de man verbeurde bedrag aan dwangsommen moet daarom volgens de vrouw op nihil worden gesteld, dan wel worden verminderd. Tijdens de zitting heeft de vrouw verklaard dat zij met haar vorderingen in feite wil bereiken dat de executie van de dwangsommen wordt gestaakt.
4.5.
De man stelt hiertegenover dat de advocaat van de vrouw pas bij e-mail van 29 juni 2022 heeft bericht dat de vrouw haar medewerking wenst te verlenen en een afspraak heeft gemaakt voor het DNA-onderzoek. De vrouw is om die reden over de periode tot en met 28 juni 2022 dwangsommen aan de man verschuldigd. Verder heeft de man aangevoerd dat de in de dagvaarding geformuleerde vorderingen niet passen in kort geding en dat geen grond bestaat voor schorsing van de executie.
4.6.
In de beschikking van 9 juni 2022 heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw moet meewerken aan een DNA-onderzoek. De rechtbank heeft daarbij een dwangsom opgelegd voor iedere dag dat de vrouw haar medewerking niet verleent vanaf 16 juni 2022. Een redelijke uitleg van deze beschikking brengt mee dat de vrouw uiterlijk 16 juni 2022 daadwerkelijk in actie had moeten komen om de DNA-test te realiseren. Het feitelijk maken van een afspraak met Verilabs was zo bezien het minste wat van de vrouw verwacht had mogen worden. Niet gebleken is wanneer de vrouw die afspraak daadwerkelijk heeft gemaakt. Dat komt voor risico van de vrouw, zeker omdat zij met haar aan haar advocaat geuite voornemen om mee te werken op 17 juni 2022 al te laat was. Tussen partijen is niet in geschil dat de afspraak uiterlijk op 29 juni 2022 is gemaakt. In dit kort geding is daarom niet aannemelijk geworden dat na de betekening van de beschikking vanaf 28 juni 2022 helemaal geen dwangsommen zijn verbeurd. In dit verband is niet van belang dat de vrouw pas op 21 juli 2022 daadwerkelijk een DNA-test heeft ondergaan bij Verilabs. Zij was bij het maken van een afspraak immers afhankelijk van de mogelijkheden van Verilabs.
4.7.
De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de vrouw dwangsommen heeft verbeurd, zij het beperkt tot maximaal de dwangsom over één dag: 29 juni 2022. De man behoort daarom af te zien van tenuitvoerlegging van de beschikking voor zover daarbij wordt uitgegaan van een hoger bedrag dan € 100,00. De stellingen van de vrouw kunnen niet leiden tot de conclusie dat de man ook van executie voor dit bedrag zou moeten afzien. Terecht heeft de man aangevoerd dat de in de dagvaarding opgenomen vorderingen zich niet lenen voor een kort geding. De schorsing van de tenuitvoerlegging van de dwangsomveroordeling, hetgeen de vrouw klaarblijkelijk beoogt en waarop de man bij conclusie van antwoord ook al heeft gereageerd, is echter te beschouwen als het mindere van het gevorderde en is als zodanig wel toewijsbaar voor zover de inning van de dwangsommen het bedrag van € 100,00 te boven gaat.
4.8.
De man heeft verzocht de vrouw in de proceskosten te veroordelen. In de uitkomst van deze procedure en omdat partijen met elkaar een affectieve relatie hebben gehad ziet de voorzieningenrechter echter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van de beschikking van 9 juni 2022, voor zover de inning van de dwangsommen het bedrag van € 100,00 te boven gaat,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022.
2180/1980