In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2022, stond de verdachte terecht op beschuldiging van medeplichtigheid aan een terroristische organisatie door wapens te leveren aan aanslagplegers in Brussel en Parijs. De rechtbank heeft in deze zitting het voorlopige standpunt over het bewijs besproken, evenals het verzoek van de verdediging om getuigen in het buitenland te horen. De verdachte was niet verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.D. Kloosterman. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere correspondentie van de officier van justitie, mr. R.A. Bosman, en de standpunten van beide partijen over de bewijsvoering en de rol van de verdachte in de vermeende wapenhandel. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te beschuldigen van de tenlastegelegde feiten. Op 22 februari 2023 heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken, waarbij werd opgemerkt dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte niet waren toegenomen naarmate het proces vorderde. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en het onderzoek geschorst, met de instructie om de verdachte voor een nadere zitting op te roepen. Deze uitspraak is van belang in het kader van de rechtsgang en de beoordeling van bewijs in strafzaken, waarbij de rechter de plicht heeft om zich te laten overtuigen van de schuld van de verdachte.