ECLI:NL:RBROT:2022:12017

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
10/208755-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling met taakstraf na verkeersincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die werd beschuldigd van vernieling. De zaak kwam voort uit een verkeersincident op 29 augustus 2019, waarbij de verdachte met zijn auto de auto van de aangever beschadigde. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor het eerste ten laste gelegde feit en een taakstraf van 40 uren voor het tweede feit. De rechtbank oordeelde dat het eerste feit niet wettig en overtuigend was bewezen en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het tweede feit, de vernieling van de auto van de aangever, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de auto van de aangever had beschadigd, na een langdurige achtervolging waarbij de verdachte met hoge snelheid reed. De rechtbank legde een taakstraf op van 30 uren, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een positieve rapportage van de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 2800,- aan materiële schade aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat betrekking had op immateriële schade, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.208755.19
Datum uitspraak: 13 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. L. Huigsloot, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2022.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X. van Balen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken omdat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte het opzet heeft gehad om het voertuig van de aangever te vernielen.
Tijdens het rijden remde de aangever plotseling waardoor de verdachte, die achter hem reed, hem aantikte. De schade (een klein deukje) wijst niet op de harde klap waar de aangever het in zijn aangifte over heeft. Ten aanzien van het moment bij ‘Het Waspunt’, geldt dat de aangever plotseling remde en zijn deur opendeed. De verdachte moest daarom uitwijken, waarbij hij in het voorbijgaan de opengaande deur schampte. Als schade aan de deur zijn kleine krassen te zien aan de zijkant van het voertuig van de verdachte en een gebroken zijspiegel. Deze schade duidt niet op het bewust inrijden op de auto van de aangever en lijkt ook niet het gevolg te zijn van een heel harde klap, zoals de aangever in zijn aangifte beschrijft. Wanneer de verdachte wel volbewust op de open deur zou zijn ingereden, zou het aannemelijker zijn dat de deur van de auto van de aangever helemaal los was gekomen en/of dat het raam gebroken zou zijn.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Vaststaat dat een langdurige achtervolging heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangever, waarbij in de auto van de aangever eveneens de ex-partner van de verdachte zat. Aanleiding hiervoor was dat de verdachte en de aangever elkaar die dag zagen rijden en de verdachte zich uitgedaagd voelde. Dit speelde tegen de achtergrond van een langer lopende vete tussen de verdachte en de aangever die te maken had met de ex-partner van de verdachte, met wie de aangever een verhouding zou hebben gehad. Tijdens de achtervolging die volgde op de eerste ontmoeting is de verdachte met hoge snelheid achter de aangever aan gereden en heeft hij de achterkant van de auto van de aangever geraakt. De verdachte heeft in dit verband erkend dat hij te laat anticipeerde, waardoor hij de auto van de aangever minimaal éénmaal van achteren heeft geraakt. De rechtbank is van oordeel dat door gedurende een langere tijd, met een hoge snelheid, kort achter de auto van de aangever te rijden, de verdachte het risico heeft genomen dat hij door dit verkeersgedrag de auto van de aangever zou raken, welk risico zich ook heeft verwezenlijkt.
Ten aanzien van het moment op de Goudse Rijweg ter hoogte van 'Het Waspunt', komt de rechtbank tot het volgende oordeel. Beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm is het handelen van de verdachte gericht geweest op het beschadigen van de auto van de aangever. De verdachte heeft het (voorwaardelijk) opzet gehad om de auto van de aangever te beschadigen. De verdachte zelf heeft verklaard dat hij de auto van de aangever niet meer kòn ontwijken omdat hij te kort op die auto zat en dat de aangever zijn deur plotseling opende. Dit wordt niet weerlegd door de aangifte en de getuigenverklaringen, waaruit de rechtbank afleidt dat de verdachte met verhoogde snelheid dusdanig dicht langs de auto van de aangever reed, dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de auto van de aangever zou raken en dat hij als gevolg daarvan schade zou veroorzaken. Daar komt bij dat de auto van de aangever stilstond na de hiervoor beschreven langdurige achtervolging en dat te verwachten was dat de aangever de deur zou openen. Ook de geconstateerde schade past bij de hiervoor beschreven situatie.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder feit 2 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een auto, die geheel aan [slachtoffer01] toebehoorde,
heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan ook worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling door met zijn auto opzettelijk tegen het portier van de stilstaande auto van aangever te rijden. Voorafgaand aan deze vernieling heeft een langdurige achtervolging in het verkeer plaatsgevonden, waarbij de verdachte met hoge snelheid heeft gereden en de achterkant van de auto van de aangever heeft geraakt. Nog los van het feit dat zijn handelen materiële schade aan de auto heeft veroorzaakt, heeft de verdachte ook gevaar gecreëerd voor de veiligheid van de aangever en andere deelnemers aan het verkeer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een (voortgangs)rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 november 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering concludeert dat de verdachte zich gedurende de schorsingsperiode meewerkend heeft opgesteld in het contact en zich heeft gehouden aan de opgelegde bijzondere schorsingsvoorwaarden. De verdachte maakt een stabiele indruk. De ambulante behandeling bij De Waag is inmiddels positief afgesloten en de verdachte werkt als zzp’er. Gelet op deze omstandigheden is de reclassering van mening dat toezicht geen meerwaarde heeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden geen aanleiding om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De voorlopige hechtenis van de verdachte is reeds lange tijd geschorst en hij heeft zich in die periode gehouden aan de (schorsings)voorwaarden.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu zij het tijdsverloop in deze zaak bij de bepaling van de hoogte van de straf laat meewegen en om die reden 10 uur taakstraf in mindering heeft gebracht.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2800,- aan materiële schade en een vergoeding van een nader door de rechtbank te bepalen bedrag aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde materiële schadevergoeding van € 2800,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij ten aanzien van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de vordering voor zowel de materiële als de immateriële schade te worden afgewezen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen (€ 2800,-).
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op immateriële schade, is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal voor wat betreft dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2800,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
30 (dertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
20 (twintig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen een bedrag van
€ 2800,- (zegge: tweeduizendachthonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen
€ 2800,- (zegge: tweeduizendachthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
38 (achtendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met zijn, verdachtes, auto, met hoge/verhoogde snelheid op die [slachtoffer01] is
afgereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling,
door met zijn, verdachtes, auto met hoge/verhoogde snelheid op die [slachtoffer01] af te
rijden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan [slachtoffer01] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)