ECLI:NL:RBROT:2022:12016

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
10/136633-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte bij poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek in 1990, die verdacht werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte was preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.V. van Blitterswijk. De officier van justitie, mr. M. Boekhoud, vorderde bewezenverklaring van de poging tot doodslag, maar stelde ook dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de poging tot zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had met een pen in het ooggebied van het slachtoffer gestoken, wat letsel veroorzaakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was, zoals bevestigd door een Pro Justitia rapport van een neuropsycholoog. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. De beslissing van de rechtbank is genomen in het kader van de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/136633-22
Datum uitspraak: 29 november 2022
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum01] 1990,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres01] te [plaats01] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2022.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte, omdat hij ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar was.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De poging tot doodslag kan wettig en overtuigend worden bewezenverklaard. De verdachte heeft, door met een pen in het ooggebied van de aangever te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij, door de aangever door of langs zijn oogbal te steken, de hersenen zou raken en dat de aangever als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Uit de forensisch medische letselrapportage – en de nadere toelichting van de deskundige op de terechtzitting – volgt dat een dergelijke stekende beweging richting het oog een reflex van het slachtoffer naar achteren teweegbrengt, waardoor de kans groot is dat een pen terecht komt in de frontale kwab van de hersenen. De verdachte heeft zowel in het verhoor bij de politie als op de terechtzitting verklaard dat hij met de pen rondom het ooggebied van de aangever heeft gestoken en zich ook schuldbewust ten aanzien van zijn handelingen getoond. Er is bij de aangever als gevolg van dit handelen letsel geconstateerd.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag. Het opzet, ook in voorwaardelijke zin, op de dood van de aangever ontbreekt. De verdachte heeft geenszins bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden. Aan de conclusies van de forensisch medische letselrapportage zitten haken en ogen. Met name de stelling omtrent de reflex naar achteren door een steekbeweging richting het oog kent te veel tegenstrijdigheden. Bovendien is een situatie zoals het forensisch rapport schetst, niet gelijk aan de situatie waar het in deze zaak om gaat. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.3.
Beoordeling
Uit de verklaringen van de aangever en de (anonieme) getuigen 20657041 en [persoon01] (20627140) volgt dat de verdachte met een (bal)pen met kracht een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het linkeroog van de aangever. De verdachte heeft de aangever hierbij ook geraakt, waardoor de aangever letsel heeft opgelopen aan de huid van de binnenkant van zijn linkeroogkas ter hoogte van de bovenkant van zijn neus.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat de verdachte het voorwaardelijk opzet had op de dood van de aangever. De forensisch medische letselrapportage en de nadere toelichting van de deskundige op de terechtzitting bieden onvoldoende zekerheid om met (enige) overtuiging vast te stellen dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg, in dit geval de dood van aangever, heeft aanvaard. De rechtbank betrekt in dat verband in haar overwegingen dat uit genoemde rapportage en de toelichting van de deskundige ter zitting blijkt dat slechts een zeer gering aantal gevallen bekend is waarin penetrerend oogtrauma tot de dood heeft geleid.
Dat ligt anders ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Door met kracht een pen in de richting van het ooggebied te steken, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank wèl bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig oogletsel, zou bekomen. Daarbij komt dat de verdachte heeft verklaard dat hij de aangever heeft gestoken omdat de aangever hem aankeek, waardoor de verdachte zich bedreigd voelde. Dat maakt dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank enig besef heeft gehad van zijn handelingen.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. [1] Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 april 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met kracht met een pen in het ooggebied van die [slachtoffer01] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair, impliciet subsidiair:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging voor het ten laste gelegde feit, nu de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De officier van justitie verwijst hierbij naar het Pro Justitia rapport van (neuro)psycholoog drs. [(neuro)psycholoog] van 17 oktober 2022.
6.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en dat de verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Er is geen straf of maatregel nodig. Van belang is dat de verdachte zijn huidige TBS-traject zo snel mogelijk kan continueren.
6.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van (neuro)psycholoog drs. [(neuro)psycholoog] , gedateerd 17 oktober 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte wordt geconstateerd dat hij lijdt aan een verstandelijke handicap in de zin van een (matige) verstandelijke beperking en aan psychische stoornissen in de zin van een uitgebreide neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel (met gedragsstoornissen), een subklinisch psychotisch syndroom en een stoornis in cannabisgebruik (in gedwongen remissie). Ook ten tijde van het ten laste gelegde was er bij de verdachte sprake van die stoornissen.
Gelet op zijn verstoorde realiteitstoetsing in het kader van het paranoïd-psychotische toestandsbeeld en zijn verstandelijke en cognitieve beperkingen, met name ook zijn beperkte impulscontrole, had de verdachte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit geen mogelijkheden om zijn gedrag te remmen of gezonder bij te sturen. Wellicht had de verdachte nog wel enig besef van het grensoverschrijdende en ontoelaatbare van zijn gedrag, maar door de bij hem op dat moment bestaande stoornissen was hij niet in staat naar dit besef te handelen en werden zijn gedragskeuzemogelijkheden volledig beperkt. Het ten laste gelegde is in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte heeft reeds de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd gekregen. Alles overziend – de ernst van het ten laste gelegde, de ernst van de stoornissen, het duidelijke verband tussen de stoornissen en het ten laste gelegde en het hoge recidive-risico – wordt geadviseerd om deze maatregel te continueren in een forensisch-psychiatrisch centrum waarin kan worden voldaan aan de zorgbehoefte en veiligheidseisen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen en de conclusie van de (neuro)psycholoog met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen. De rechtbank neemt deze conclusie dan ook over. Op grond van dit rapport is de rechtbank van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat het bewezenverklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
6.4.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de verdachte niet strafbaar. De rechtbank zal de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde feit ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 80,- aan materiële schade en een vergoeding van € 5000,- aan immateriële schade.
7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij vanwege het door hem gerekwireerde ontslag van alle rechtsvervolging, nu geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a Wetboek van Strafrecht niet van toepassing wordt verklaard, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
7.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij vanwege het ontslag van alle rechtsvervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
7.3.
Beoordeling en conclusie
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a Wetboek van Strafrecht niet van toepassing wordt verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
7.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair impliciet primair ten laste gelegde feit (poging tot doodslag) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 april 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen,
(meermalen) (met kracht) met een pen in het ooggebied en/ of in de richting van het
(voor)hoofd van die [slachtoffer01] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
[slachtoffer01] heeft mishandeld door
(meermalen) (met kracht) met een pen in het ooggebied, althans het (voor)hoofd,
van die [slachtoffer01] te steken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.De rechtbank heeft na afloop van de terechtzitting geconstateerd dat door zowel de officier van justitie als door de verdediging afstand is gedaan van hoger beroep. Gelet daarop wordt met opgave van de bewijsmiddelen volstaan.