In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek in 1990, die verdacht werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte was preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.V. van Blitterswijk. De officier van justitie, mr. M. Boekhoud, vorderde bewezenverklaring van de poging tot doodslag, maar stelde ook dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de poging tot zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had met een pen in het ooggebied van het slachtoffer gestoken, wat letsel veroorzaakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was, zoals bevestigd door een Pro Justitia rapport van een neuropsycholoog. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. De beslissing van de rechtbank is genomen in het kader van de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.