In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hiltermann Lease B.V. en [gedaagde01], die als voormalig bestuurder en vereffenaar van [bedrijf02] wordt aangesproken voor een openstaande schuld van € 7.579,92. Hiltermann vorderde betaling van dit bedrag, dat voortkwam uit een huurkoopovereenkomst die door [bedrijf02] niet was nagekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] geen overeenkomst met Hiltermann heeft gesloten die hem hoofdelijk aansprakelijk maakt voor de schuld van [bedrijf02]. De rechter oordeelde dat de e-mailcorrespondentie tussen partijen niet voldoende bewijs biedt voor een dergelijke aansprakelijkheid.
Daarnaast heeft de kantonrechter overwogen dat de persoonlijke aansprakelijkheid van een vereffenaar of bestuurder van een vennootschap aan hoge eisen is gebonden. In dit geval was er geen bewijs dat [bedrijf02] over voldoende activa beschikte om aan haar verplichtingen te voldoen, en het was niet redelijk om van [gedaagde01] te verwachten dat hij het faillissement van [bedrijf02] zou aanvragen. De rechter concludeerde dat er geen ernstig verwijt aan [gedaagde01] kon worden gemaakt, aangezien hij niet kon voorzien dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Hiltermann afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde01] op nihil zijn vastgesteld, omdat hij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden zonder kosten te maken die voor vergoeding in aanmerking komen.