ECLI:NL:RBROT:2022:11999

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
KTN-8449635_280122
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering en schadevergoeding na arbeidsongeval

In deze arbeidszaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] vorderde betaling van loon en schadevergoeding na een arbeidsongeval waarbij hij letsel aan zijn oog had opgelopen. De procedure kende een aantal zittingen, waarbij [eiser01] niet verscheen, maar zijn gemachtigde wel. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 19 februari 2021 een mondelinge behandeling via Skype bepaald, maar [eiser01] heeft later aangegeven geen behoefte te hebben aan een voortzetting van de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vervolgens de zaak voor vonnis gesteld.

In de beoordeling van de vordering heeft de kantonrechter vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de feiten en omstandigheden rondom het ongeval, de duur van de uitval van [eiser01] en zijn beschikbaarheid voor arbeid. [gedaagde01] heeft betwist dat [eiser01] recht heeft op loon tijdens ziekte en heeft aangevoerd dat [eiser01] niet is verschenen op oproepen van de bedrijfsarts. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van [eiser01] niet voldoende onderbouwd was, mede door zijn afwezigheid en het gebrek aan informatie over zijn medische toestand.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiser01] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde01]. De kosten zijn vastgesteld op € 933,- aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde01]. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8449635 CV EXPL 20-11555
uitspraak: 28 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger,
tegen
[gedaagde01] h.o.d.n. [handelsnaam01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Ramautar.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser01] ” en “ [gedaagde01] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Bij tussenvonnis van 19 februari 2021 is een mondelinge behandeling via Skype bepaald.
1.2
Op 17 mei 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser01] is niet verschenen, maar wel zijn gemachtigde mr. Rhijnsburger. [gedaagde01] is verschenen, bijgestaan door mr. Ramautar. De mondelinge behandeling is aangehouden om [eiser01] in de gelegenheid te stellen bij de voortzetting ervan aanwezig te zijn. Desgevraagd heeft de gemachtigde van [eiser01] op 21 mei 2021 laten weten dat zijn cliënt geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling. Vervolgens is de zaak voor vonnis komen te staan.
1.3
Op 31 mei 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde01] om pleidooi gevraagd. Dat is reden geweest om op 16 juli 2021 geen vonnis te wijzen, maar een rolbeslissing te nemen, waarin te kennen is gegeven dat pleidooi kan plaatsvinden, maar dat voortzetting van de mondelinge behandeling of een extra schriftelijke ronde met aktes ook mogelijk was.
Partijen is verzocht om middels een eensluidend verzoek te laten weten waarvoor zij
kiezen.
1.4
Door de gemachtigde van [gedaagde01] is bericht dat partijen aktes willen nemen. Bij rolbeslissing van 27 augustus 2021 is daartoe gelegenheid geboden.
1.5
Uiteindelijk is op de rolzitting van 14 december 2021 een akte genomen door [gedaagde01] . Door [eiser01] is geen akte genomen.
1.6
De zaak is voor vonnis komen te staan. De datum van de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
[eiser01] heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen:
tot betaling aan hem van het overeengekomen loon van € 1.920,- bruto per maand, vanaf 5 november 2019, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de vervaldata;
tot betaling aan hem van alle geleden en te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
tot betaling aan hem van een voorschot van € 7.500,- in verband met geleden schade;
in de proceskosten.
2.2
Hieraan is ten grondslag gelegd dat [eiser01] als gevolg van een ongeval in de uitoefening van zijn werk voor [gedaagde01] letsel aan een oog heeft opgelopen. Hij houdt [gedaagde01] aansprakelijk voor de hierdoor door hem geleden en nog te lijden schade. Daarnaast vordert hij loon vanaf de datum van het voorval.
2.3
In het tussenvonnis is ten aanzien van de loonvordering overwogen dat [gedaagde01] niet
gesommeerd is om loon te betalen en dat aanvankelijk ook geen loon gevorderd is, maar pas bij de vermeerdering van eis bij de conclusie van repliek. [gedaagde01] heeft aangevoerd dat het voor hem niet duidelijk was dat hij het loon gedurende ziekte moest doorbetalen, want voor hem staat ziekte gelijk aan niet oproepen. Daarnaast is betwist dat (nog) sprake is van ziekte en dat [eiser01] zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van arbeid. Onderbouwd met stukken is aangevoerd dat [eiser01] tweemaal is opgeroepen om op het spreekuur van de bedrijfsarts te komen maar daar niet is verschenen. Voorts heeft [gedaagde01] een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 7:629a lid 1 BW.
Omdat geconstateerd is dat [eiser01] nog niet in de gelegenheid was gesteld om hierop te reageren, is een mondelinge behandeling bepaald.
2.4
In het tussenvonnis is ten aanzien van (het gevorderde voorschot op) de schadevergoeding overwogen dat de kantonrechter behoefte heeft om zich nader te laten informeren over de feiten en omstandigheden rondom het ongeval en over de medische toestand van [eiser01] .
Ook hierom heeft de kantonrechter het gewenst geacht de zaak met partijen te bespreken.
2.5
Op 17 mei 2021 is [eiser01] niet verschenen bij de mondelinge behandeling. Hij was ook niet bereikbaar. De kantonrechter heeft meegedeeld vragen te willen stellen aan [eiser01] en de mondelinge behandeling te willen voortzetten in zijn aanwezigheid. Desgevraagd heeft zijn gemachtigde te kennen gegeven dat het contact met [eiser01] de laatste tijd minder was geworden en benieuwd te zijn wat hij verder met de zaak wil. De gemachtigde heeft toegezegd die vraag aan zijn cliënt te zullen stellen en hierover te berichten.
2.6
Bij e-mailbericht van 21 mei 2021 heeft de gemachtigde van [eiser01] laten weten dat zijn cliënt geen behoefte heeft aan voortzetting van de mondelinge behandeling. Er is om vonnis gevraagd. De zaak is voor vonnis komen te staan.
2.7
In reactie hierop heeft de gemachtigde van [gedaagde01] bij e-mailbericht van 31 mei 2021 om pleidooi gevraagd, wat reden is geweest voor de onder 1.3 vermelde rolbeslissing.
2.8
Partijen hebben gekozen om aktes te nemen, in plaats van pleidooi of voortzetting van de mondelinge behandeling. [gedaagde01] heeft daaraan gevolg gegeven. [eiser01] niet.
2.9
Bij deze stand van zaken overweegt de kantonrechter als volgt.
2.1
Gelet op het vorenstaande, de gemotiveerde betwisting van het gevorderde alsmede de vragen die in verband daarmee zijn opgekomen bij de kantonrechter over de loonvordering en (het gevorderde voorschot op) de schadevergoeding, welke vragen niet gesteld konden worden als gevolg van de proceshouding van [eiser01] door niet te verschijnen bij de mondelinge behandeling en ook nadien niet te reageren op datgene wat redengevend is geweest voor het tussenvonnis, bestaat thans twijfel over de gegrondheid van de vordering. In het bijzonder is van belang dat onduidelijkheid is blijven bestaan over de feiten en omstandigheden rondom het ongeval, de duur van de uitval van [eiser01] en diens beschikbaarheid voor het verrichten van arbeid alsmede over de medische toestand van zijn oog waaraan hij letsel heeft opgelopen en de schade die daarvan het gevolg is geweest en zal zijn. Daarom wordt het gevorderde afgewezen.
2.11
[eiser01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [gedaagde01] vastgesteld op € 933,- aan salaris voor de gemachtigde.

3..De beslissing

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde01] vastgesteld op € 933,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465