In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2022, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres01], h.o.d.n. [handelsnaam01], en MKB Belangen B.V. De eiseres, vertegenwoordigd door [naam01] van Belker Services, vorderde een verklaring voor recht dat zij recht heeft op betaling voor werkzaamheden die zij zou hebben verricht in opdracht van MKB Belangen. De gedaagde, MKB Belangen, vertegenwoordigd door mr. R.P. Zieltjens, betwistte de vordering en stelde dat er geen overeenkomst van opdracht was gesloten.
De procedure omvatte een tussenvonnis van 1 oktober 2021, waarin [eiseres01] werd toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden die de vordering zouden onderbouwen. [eiseres01] diende twaalf producties in, maar de kantonrechter oordeelde dat de ingediende stukken onvoldoende bewijs boden voor de gestelde opdracht. MKB Belangen betwistte gemotiveerd dat er een opdracht was gegeven, en de kantonrechter concludeerde dat er geen bewijs was dat [eiseres01] de werkzaamheden daadwerkelijk in opdracht van MKB Belangen had verricht.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiseres01] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 777,50 aan salaris voor de gemachtigde. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de wettelijke rente is van toepassing op de toegewezen bedragen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting door mr. S.H. Poiesz.