ECLI:NL:RBROT:2022:11987

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
9207705
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Spring B Properties S.A.R.L. en [naam01] over vergoeding bij gebreken woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen Spring B Properties S.A.R.L. en [naam01]. De zaak betreft een vaststellingsovereenkomst die op 15 mei 2022 is gesloten, waarin is overeengekomen dat [naam01] de woning aan de [adres01] verlaat en verhuist naar de woning aan de [adres02]. In ruil hiervoor zou Spring B Properties een totaalbedrag van € 30.000,- aan [naam01] betalen. Op 29 juni 2022 heeft Spring B Properties een bedrag van € 15.195,66 aan [naam01] betaald ter afwikkeling van het geschil. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Spring B Properties geen belang meer heeft bij haar vorderingen in conventie, waaronder de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 november 2022 is gebleken dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de te verrekenen bedragen met de totale vergoeding van € 30.000,-. [naam01] stelt dat hij nog een bedrag van € 20.000,- van Spring B Properties tegoed heeft, terwijl Spring B Properties aanvoert dat de reeds betaalde vergoeding van € 15.195,66 tegen finale kwijting is betaald. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [naam01] zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd en dat er geen bewijs is dat de huurachterstand van € 6.004,- al was voldaan.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen in conventie en reconventie afgewezen en geoordeeld dat partijen over en weer niets van elkaar te vorderen hebben. Beide partijen moeten hun eigen proceskosten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9207705 / CV EXPL 21-16397
datum uitspraak: 23 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Spring B Properties S.A.R.L.,
vestigingsplaats: Luxemburg,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[naam01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. P.J. de Bruin
De partijen worden hierna ‘Spring B Properties’ en ‘ [naam01] ’ genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de brief van Spring B Properties van 21 september 2022;
1.2.
Op 25 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig de gemachtigden van partijen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat tussen partijen niet in geschil is dat er op 15 mei 2022 een (zij het niet door partijen ondertekende) vaststellingsovereenkomst is gesloten, waarbij is overeengekomen dat [naam01] de woning aan de [adres01] verlaat en zijn intrek neemt in de woning aan de [adres02] en Spring B Properties een totaalbedrag van € 30.000,- betaalt aan [naam01] . [naam01] is op 15 mei 2022 verhuisd naar de woning aan de [adres02] . Op 29 juni 2022 heeft Spring B Properties vervolgens € 15.195,66 aan [naam01] betaald ter afwikkeling van het geschil. De kantonrechter begrijpt hieruit dat Spring B Properties geen belang meer heeft bij haar vorderingen in conventie, te weten de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, de vordering tot betaling van de huurachterstand en de vordering tot betaling van de toekomstige huurtermijnen.
2.2.
De kantonrechter heeft reeds geconstateerd dat de zienswijzen van partijen uiteenlopen ten aanzien van de bedragen die met de totale vergoeding van € 30.000,- verrekend dienen te worden. Bij vonnis van 2 september 2022 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om alle afspraken ter afwikkeling van de tussen partijen bestaande geschilpunten op heldere wijze op te nemen in een schriftelijke vaststellingsovereenkomst. Tijdens de mondelinge behandeling van 25 november 2022 hebben partijen toegelicht geen overeenstemming te hebben bereikt ten aanzien van de te verrekenen bedragen met de totale vergoeding van € 30.000,- en in verband daarmee de hoogte van de uiteindelijk te betalen vergoeding door Spring B Properties aan [naam01] . Op dit punt in de procedure moet de kantonrechter enkel beoordelen of er feiten en omstandigheden zijn die er toe leiden dat de reeds betaalde vergoeding van € 15.195,66 niet in overeenstemming is met de afspraken tussen partijen. Partijen hebben ten aanzien van dit punt tijdens de mondelinge behandeling van 25 november 2022 over en weer hun standpunten naar voren gebracht.
2.3.
[naam01] stelt ter zitting dat hij op basis van de afspraken tussen partijen in totaal (na verrekeningen van diverse posten) € 20.000,- van Spring Properties zou ontvangen. De kantonrechter constateert dat [naam01] zijn vordering in reconventie aldus vermindert. Bij akte in reconventie en vermeerdering van eis vorderde hij immers nog € 25.000,-. [naam01] betwist niet dat Spring B Properties op 29 juni 2022 € 15.195,66 heeft overgemaakt. [naam01] stelt zich vervolgens op het standpunt het verschil van (ongeveer) € 5.000,- nog tegoed te hebben. Spring B Properties blijft bij haar standpunt dat zij de vergoeding van € 15.195,66 tegen finale kwijting heeft betaald aan [naam01] , zodat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.
2.4.
Volgens Spring B Properties is de vergoeding van € 30.000,- als volgt opgebouwd. Het bedrag omvat 6 maanden huur voor de nieuwe woning ter hoogte van € 6.600,- en de borg voor de nieuwe woning ter hoogte van € 2.200,-. Zij baseert zich daarvoor op de e-mail van AGStone van 29 maart 2022, in het geding gebracht bij akte houdende uitlatingen op 7 april 2022. Er resteert vervolgens een bedrag van (€ 30.000 – € 6.600 – € 2.200 = )
€ 21.200. Dat bedrag is bedoeld als schadevergoeding ter compensatie van de gebreken aan de voormalige woning, zij het dat daarop in mindering strekt de huurachterstand ten aanzien van de vorige woning ter hoogte van € 6.004,00, zodat er uiteindelijk een bedrag van € 15.196,00 resteert, hetgeen Spring B Properties op 29 juni 2022 aan [naam01] betaald heeft.
2.5.
[naam01] heeft de hoogte van de gestelde huurachterstand ten aanzien van de vorige woning niet betwist, maar stelt daarentegen dat hij de huurachterstand al voldaan had aan Spring B Properties, zodat Spring B Properties de - reeds betaalde - huurachterstand niet had mogen inhouden op de door haar aan [naam01] te betalen vergoeding van € 30.000,-. [naam01] heeft hiervan echter geen betalingsbewijs in het geding gebracht. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat daarom vast dat [naam01] nog een betaling van de huurachterstand ter hoogte van € 6.004,- verschuldigd was aan Spring B Properties, welk bedrag Spring B Properties aldus heeft met de vergoeding van € 30.000,-. Afgezien van zijn stelling dat [naam01] de huurachterstand al zou hebben voldaan, voert hij geen apart verweer tegen het verrekenen van de huurachterstand met de totale vergoeding van € 30.000,-.
2.6.
[naam01] heeft voorts niet weersproken dat de berekening van de vergoeding, zoals Spring B Properties die ter zitting heeft toegelicht, waarbij er na verrekening
€ 15.195,66 resteert, niet correct is. [naam01] heeft er evenmin een alternatieve berekening tegenover gesteld waaruit blijkt dat er een bedrag van € 20.000,- zou moeten resteren na verrekening. Hierdoor heeft de kantonrechter geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat Spring B Properties in werkelijkheid méér had moeten betalen. Op dit punt in de procedure had het bij uitstek op de weg van [naam01] gelegen zijn vordering nader te specificeren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [naam01] zijn vordering tot betaling van € 20.000,- (met aftrek van de reeds betaalde € 15.195,66), gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van Spring B Properties, dan ook onvoldoende onderbouwd of gespecificeerd.
proceskosten
2.7.
Het voorgaande komt erop neer dat partijen over en weer niets van elkaar te vorderen hebben. Nu geen van de partijen in het gelijk kan worden gesteld, zullen beide partijen de eigen proceskosten moeten dragen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie en reconventie
3.1.
wijst de vorderingen in conventie en reconventie af;
3.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
50724