In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Irwoog B.V. en [gedaagde01]. Irwoog, eiseres, vorderde ontruiming van een woning en betaling van huurachterstand en een lening. De gedaagde, [gedaagde01], had een huurachterstand van drie maanden en had een lening van € 25.000,00 bij Irwoog. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2022 werd duidelijk dat [gedaagde01] zijn huurbetalingsverplichting had hervat en dat de huurachterstand de maanden juli, augustus en september 2022 betrof. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er een huurachterstand was, dit niet automatisch een spoedeisend belang voor ontruiming met zich meebracht, vooral omdat de gedaagde zijn betalingsverplichtingen weer was nagekomen. Irwoog had niet voldoende onderbouwd waarom er een spoedeisend belang was bij de ontruiming.
Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat voor de vorderingen tot betaling van de huurachterstand en de lening ook een spoedeisend belang moest worden aangetoond, wat niet was gebeurd. Irwoog had niet aangetoond dat zij in financiële problemen verkeerde, waardoor de vorderingen tot betaling van de huurachterstand van € 2.993,37 en de lening van € 25.000,00 niet toewijsbaar waren. De kantonrechter wees alle vorderingen van Irwoog af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde, vastgesteld op € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.