ECLI:NL:RBROT:2022:11978

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
9772149
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht door ongeoorloofd gebruik van foto op webshop

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een fotograaf, [eiser01], en een webshop-exploitant, [gedaagde01]. [eiser01] eist schadevergoeding van [gedaagde01] wegens inbreuk op zijn auteursrecht op een foto die zonder toestemming op de website van [gedaagde01] was geplaatst. De procedure begon met een dagvaarding op 17 maart 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 september 2022, waarbij beide partijen aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser01] is fotograaf en heeft de auteursrechten op een specifieke foto, genaamd “De Foto”. [gedaagde01] heeft deze foto op zijn webshop geplaatst zonder toestemming van [eiser01]. Na een sommatie van [eiser01] op 26 oktober 2021 om de inbreuk te staken, is de foto verwijderd. [eiser01] vordert een schadevergoeding van € 525,- voor de inbreuk op zijn auteursrechten en persoonlijkheidsrechten, alsook vergoeding van buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld door de foto zonder toestemming te plaatsen. De rechter stelt vast dat [eiser01] recht heeft op schadevergoeding, gelijk aan de licentievergoeding die [gedaagde01] verschuldigd zou zijn geweest. De kantonrechter kent de gevorderde schadevergoeding van € 525,- toe, inclusief wettelijke rente vanaf 26 oktober 2021. Daarnaast wordt [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten van [eiser01], die zijn vastgesteld op € 462,-. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9772149 / CV EXPL 22-9721
datum uitspraak: 21 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: [naam gemachtigde01] ,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert,
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlage;
  • de rolbeslissing van 13 mei 2022;
  • de brief van 30 mei 2022 waarin een mondeling behandeling is bepaald;
  • de spreekaantekeningen van de zijde van [eiser01] ;
1.2.
Op 9 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij zijn zowel [eiser01] als [gedaagde01] in persoon verschenen.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] is fotograaf en maakt in die hoedanigheid foto's van actuele (sport)gebeurtenissen. [eiser01] exploiteert zijn foto's door middel van zijn eenmanszaak [naam eenmanszaak01] .
2.2.
[eiser01] is auteursrechthebbende op de foto “hockey” (hierna: “De Foto”).
2.3.
[gedaagde01] exploiteert een webshop voor sportartikelen via de website [website01] . De Foto stond op voornoemde site afgebeeld.
2.4.
Op 26 oktober 2021 heeft [eiser01] [gedaagde01] gesommeerd de inbreuk op het auteursrecht te staken. De Foto is vervolgens verwijderd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
- [gedaagde01] te veroordelen tot het voldoen van de gevorderde schadevergoeding van
€ 525,- voor de inbreuk op de auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van [eiser01] , dan wel een bedrag aan schadevergoeding dat de kantonrechter redelijk voorkomt, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de volledige proceskosten van dit geding ex artikel 1019h Rv, dan wel in de proceskosten waaronder het salaris van de gemachtigde, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot het voldoen van de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de schadevergoeding van € 525,00 en
primairbuitengerechtelijke kosten op grond van artikel 1019 Rv van € 410,55,
subsidiairbuitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 BW van € 151,20.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft inbreuk gemaakt op zijn auteursrecht op De Foto. Daardoor heeft [eiser01] schade geleden. Die schade bestaat uit de gederfde licentievergoeding. Daarnaast heeft [eiser01] kosten moeten maken om zijn auteursrecht te handhaven en zijn schade vergoed te krijgen.
3.3.
[gedaagde01] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De Foto was afkomstig van een openbare website waar geen bronvermelding bij stond, zodat [gedaagde01] in de veronderstelling verkeerde dat het een openbare afbeelding betrof. Op het moment dat het bericht van de advocaat binnen kwam, is De Foto direct van de website gehaald. Ook is aangeboden om € 100,00 te betalen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat als onbetwist vast staat dat [eiser01] De Foto zelf (althans in zijn opdracht door een van zijn werknemers) heeft gemaakt. Niet in geschil is daarom dat [eiser01] als maker van deze foto dient te worden aangemerkt (op grond van artikel 7 of artikel 8 Auteurswet). Verder staat vast dat [gedaagde01] De Foto zonder toestemming van [eiser01] op haar website heeft geplaatst.
4.2.
Daarmee staat tevens vast dat [gedaagde01] een inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser01] en aldus onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. De kantonrechter wil wel aannemen dat [gedaagde01] niet opzettelijk het auteursrecht van [eiser01] heeft geschonden, maar dat speelt geen rol van betekenis. Zelfs het per ongeluk schenden van andermans auteursrecht levert wettelijk gezien een inbreuk op het auteursrecht op. Van een exploitant van een webshop mag bovendien verwacht worden dat hij zich ervan gewist of de foto (’s) die hij op zijn website wil plaatsen en aldus openbaar wil maken, auteursrechtelijk is/zijn beschermd en wie de maker is van de betreffende foto (’s), aan welke onderzoekplicht hij, zoals hij zelf heeft aangegeven, niet heeft voldaan.
4.3.
[gedaagde01] is daarom schadevergoedingsplichtig. Het uitgangspunt bij de begroting van de schade is dat [eiser01] tenminste aanspraak kan maken op een schadevergoeding gelijk aan de licentievergoeding die [gedaagde01] verschuldigd zou zijn geweest als gevraagd was om toestemming voor de openbaarmaking. [eiser01] heeft onbetwist gesteld dat hij een vergoeding hanteert van € 350,- per foto met naamsvermelding, per jaar, per website. Dat [gedaagde01] De Foto korter dan een jaar op zijn website heeft geplaatst, leidt er niet toe dat hij niet de gehele licentievergoeding zou zijn verschuldigd. [eiser01] verstrekt namelijk alleen licentievergoedingen voor een jaar, zodat niet relevant is hoe lang De Foto online heeft kunnen staan. Nu onbestreden is aangevoerd dat [eiser01] naast het mislopen van de gebruikelijk gehanteerde licentievergoeding (immateriële) schade heeft geleden door het ontbreken van een naamsvermelding bij de foto, acht de kantonrechter de additionele vergoeding van 50% van de licentievergoeding van € 350,- redelijk.
4.4.
De gevorderde schadevergoeding ter hoogte van € 525,00 wegens inbreuk op het auteursrecht en het persoonlijkheidsrecht is dan ook toewijsbaar, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening.
4.5.
[eiser01] maakt verder aanspraak op de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf 21 oktober 2021. Op grond van artikel 6:119 lid 1 BW is [gedaagde01] wettelijke rente verschuldigd over de periode dat hij in verzuim verkeert. Op grond van artikel 6:83 sub a BW verkeert [gedaagde01] echter sinds 26 oktober 2021 in verzuim, aangezien hij op die dag op de hoogte gebracht is van de schade en niet direct tot vergoeding van de schade is overgegaan. De gevorderde wettelijke rente wordt daarom toegewezen met ingang van 26 oktober 2021.
Proceskosten
4.6.
Deze procedure ziet op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, zodat artikel 1019h Rv van toepassing is. Op grond van dat artikel wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser01] in redelijkheid tot dagvaarden kunnen overgaan, omdat een regeling buiten de rechter om niet mogelijk bleek. [gedaagde01] bleef immers vasthouden aan zijn aanbod van € 100,00, terwijl hij er buiten rechte op is gewezen dat het bedrag aan schade toch echt hoger lag. De vraag wat onder redelijke en evenredige kosten moet worden verstaan dient te worden beantwoord aan de hand van de daarvoor opgestelde ‘Indicatietarieven in IE-zaken’ van 1 april 2017. De kantonrechter constateert dat het gaat om een foto die is gepubliceerd op een website door een natuurlijk persoon en die op eerste verzoek is verwijderd. Het betreft daarom een eenvoudige inbreukkwestie, met een beperkt feitencomplex en er is geen uitgebreid inhoudelijk verweer gevoerd, zodat de kantonrechter van oordeel is dat deze zaak als een zeer eenvoudige, niet bewerkelijke bodemzaak moet worden aangemerkt, waarvoor het liquidatietarief geldt.
4.7.
[gedaagde01] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiser01] worden begroot op:
- dagvaarding € 112,30
- griffierecht € 214,00
- salaris gemachtigde 248,00 (2,0 punten × tarief € 124,00)
Totaal € 462,00
Buitengerechtelijke kosten
4.8.
Een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar, als deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is. [eiser01] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Ter vaststelling van de hoogte wordt aansluiting gezocht bij de tarieven van het ‘Besluit buitengerechtelijke incassokosten’, zodat een bedrag van € 78,75 zal worden toegewezen. De vordering die ziet op de kosten van € 72,45 ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW) komt de kantonrechter – mede gelet op de overgelegde specificatie (productie 9) – niet onrechtmatig en/of ongegrond voor en zal ook worden toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 525,00 aan hoofdsom en
€ 151,20 aan buitengerechtelijke kosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 525,00 vanaf 26 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 462,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
50724