In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen. De verdachte rechtspersoon, vertegenwoordigd door [naam01], heeft drie panden aangekocht met geld dat vermoedelijk van criminele oorsprong was. De aankopen vonden plaats tussen april 2011 en oktober 2015, waarbij de verdachte rechtspersoon in totaal € 795.000,- heeft uitgegeven. De officier van justitie eiste een geldboete van € 85.000,- en verbeurdverklaring van de woningen aan [adres02], [adres03] en [adres04]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herkomst van de gelden niet voldoende kon worden verklaard door de verdachte rechtspersoon, en dat de panden feitelijk toebehoren aan de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02]. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een vermoeden van witwassen, en dat de verdachte rechtspersoon niet in staat is geweest om een verifieerbare verklaring te geven over de herkomst van de gelden. De rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen, maar niet aan het maken van een gewoonte. De verbeurdverklaring van de drie panden is uitgesproken, omdat deze geheel door middel van het strafbare feit zijn verkregen.