ECLI:NL:RBROT:2022:11932

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
C/10/648593 / JE RK 22-2736 en C/10/648595 / JE RK 22/2737
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een ongeboren kind en een minderjarig kind met een complexe hulpverleningsgeschiedenis

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 december 2022, wordt een verzoek tot ondertoezichtstelling van een ongeboren kind en een minderjarig kind behandeld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met als doel de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De moeder, die een lange hulpverleningsgeschiedenis heeft, heeft positieve ontwikkelingen laten zien, maar er zijn zorgen over haar vermogen om de zorg voor de kinderen zelfstandig te dragen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen zijn voor zowel het minderjarige kind als het ongeboren kind, en dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, met ingang van 15 december 2022 tot 15 december 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/648593 / JE RK 22-2736 en C/10/648595 / JE RK 22/2737
Datum uitspraak: 15 december 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] .

[naam kind02] ,

van wie de moeder zwanger is en van wie de geboorte wordt verwacht op of omstreeks
3 januari 2023, hierna te noemen het ongeboren kind.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan: [naam02] , de vader van [naam kind01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de verzoekschriften met bijlagen van de Raad van
29 november 2022, ingekomen bij de griffie op 29 november 2022.
Op 15 december 2022 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader van [naam kind01] ;
- [naam03] namens de Raad;
- [naam04] en [naam05] namens de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
Het ouderlijk gezag over het ongeboren kind zal vanaf de dag van de geboorte van rechtswege worden uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01] woont bij de moeder.

De verzoeken

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en van het ongeboren kind voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring van de beschikking bij voorraad.
De Raad heeft de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder kent een lange hulpverleningsgeschiedenis. Zij heeft een positieve ontwikkeling laten zien en werkt mee aan de hulpverlening. Zij vraagt ook zelf om hulp wanneer dat nodig is. Het is echter van belang dat de moeder deze positieve ontwikkeling weet vast te houden. De moeder is vanwege haar verleden wantrouwend richting de hulpverlening en geeft niet altijd openheid van zaken. Er zijn verschillende hulpverleners binnen het vrijwillig kader betrokken. Het is van belang dat de GI betrokken raakt om de regie te voeren en de veiligheid van [naam kind01] en het ongeboren kind te waarborgen. Verder is het van belang dat passende hulpverlening voor [naam kind01] wordt ingezet. Er wordt een achterstand gezien in haar taalontwikkeling en motoriek. Sinds kort is voor [naam kind01] een indicatie afgegeven voor een medisch kinderdagverblijf. [naam kind01] zal daar geobserveerd worden. Het is van belang dat deze hulpverlening wordt voortgezet.

De standpunten

De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij de verzoeken bij de Raad. Sinds de afsluiting van de ondertoezichtstelling van [naam kind01] heeft de moeder niet de juiste hulp ontvangen vanuit het wijkteam. De moeder heeft een belast verleden en het is van belang dat zij ondersteund wordt bij de verzorging en opvoeding van [naam kind01] en de nu nog ongeboren baby. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [naam kind01] . Zij maakt moeilijk oogcontact en fladdert met haar handjes. Daarnaast worden afspraken door de vader niet altijd nagekomen, hetgeen spanningen oplevert tussen de ouders. Ten aanzien van het ongeboren kind zijn er zorgen over het contact met de mogelijke vader. Het lukt de moeder niet altijd om voldoende weerstand tegen hem te bieden. Gelet op de complexiteit van de situatie is het van belang dat de GI opnieuw betrokken raakt om passende hulpverlening in te zetten en te waarborgen.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen de verzoeken. Ondanks dat zij liever niet wil dat er opnieuw een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, begrijpt zij de verzoeken wel. De moeder maakt zich zorgen over de ontwikkelingsachterstand van [naam kind01] . Zij heeft daarom zelf om hulp gevraagd. Zij betreurt echter de werkwijze van het wijkteam. De moeder heeft meerdere keren om hulp gevraagd, maar de hulpverlening komt niet van de grond. Zij voelt zich onvoldoende gehoord. De moeder wil het beste voor haar kinderen.
De vader van [naam kind01] heeft tijdens de mondeling behandeling aangegeven zich aan te sluiten bij het standpunt van de moeder.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Gebleken is dat [naam kind01] en het ongeboren kind ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Bij de moeder is sprake van een belast verleden en een lange hulpverleningsgeschiedenis. Er is sprake geweest van huiselijk geweld, misbruik en middelengebruik. Als gevolg hiervan zijn de oudste kinderen van de moeder uit huis geplaatst. Deze gebeurtenissen zijn zeer traumatisch geweest voor de moeder en zij ervaart daardoor nog altijd veel spanning en angst. De moeder wil graag het beste voor haar kinderen. Zij is in staat is om in de basisbehoeften van de kinderen te voorzien. Zij is echter onvoldoende in staat om de verzorging en opvoeding van [naam kind01] en het ongeboren kind zelfstandig vorm te geven. Daarnaast zijn er zorgen over kindeigen problematiek bij [naam kind01] . Zij loopt achter in haar ontwikkeling. Recent is er een indicatie voor een medisch kinderdagverblijf afgegeven. De bedoeling is dat zij daar geobserveerd zal worden.
Ondanks de bereidheid van de moeder, die als een liefdevolle moeder worden omschreven, is in de afgelopen periode de hulpverlening binnen het vrijwillig kader onvoldoende van de grond gekomen. De kinderrechter acht de moeder gelet daarop onvoldoende in staat om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01] en het nog ongeboren kind weg te nemen. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer binnen het kader van een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om passende hulpverlening in te zetten, de moeder te ondersteunen bij de verzorging en opvoeding en zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter zal daarom [naam kind01] en het ongeboren kind onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] en het ongeboren kind onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 15 december 2022 tot 15 december 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 29 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.