In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2022 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar dochter, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 10 augustus 2022 een verzoek ingediend om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) tot voogd over [naam kind01] te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de moeder en [naam kind01], die sinds 2014 in Nederland woont en in 2019 in een pleeggezin is geplaatst. Sinds augustus 2021 verblijft [naam kind01] in een gespecialiseerde behandelvoorziening voor jongeren met psychische problemen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2022 is gebleken dat de moeder onvoldoende in staat is om aan te sluiten bij de ontwikkelingsbehoefte van [naam kind01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en [naam kind01] nauwelijks contact hebben en dat het contact dat er is, conflictueus verloopt. De stiefvader heeft als informant verklaard dat de hulpverlening bij de huidige instelling niet succesvol is en dat er zorgen zijn over de toekomst van [naam kind01] als zij achttien wordt.
De rechtbank heeft op basis van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het gezag van de moeder moet worden beëindigd, omdat [naam kind01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd over [naam kind01], zodat deze organisatie kan toezien op haar welzijn en ontwikkeling. De rechtbank benadrukt dat de moeder altijd de moeder van [naam kind01] zal blijven, maar dat het belang van het kind voorop staat.