Op 12 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de (verlengde) uitvoer van cocaïne en heroïne, alsook van witwassen van een geldbedrag. De verdachte, geboren in [geboorteplaats01] en woonachtig in Frankrijk, werd bijgestaan door raadsman mr. M.B. Visser. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte op 30 augustus 2022 op de A16, ter hoogte van Zwijndrecht, een koffer met 1001 gram cocaïne en 1288 gram heroïne uit zijn rijdende auto had gegooid. Dit gebeurde nadat hij door de politie was aangesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de kans dat de koffer verdovende middelen bevatte, wat leidde tot de conclusie dat hij voorwaardelijk opzet had op de uitvoer van deze middelen.
Daarnaast werd in de auto van de verdachte een tas aangetroffen met een geldbedrag van €1390,00, waarvan de rechtbank oordeelde dat het afkomstig moest zijn uit een misdrijf. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was uit zijn werk bij de Franse spoorwegen, maar deze verklaring werd door de rechtbank als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zowel de uitvoer van de verdovende middelen als het witwassen van het geld.
De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 28 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen oog had gehad voor de schadelijke gevolgen van zijn daden en dat hij zich enkel liet leiden door financieel gewin. De in beslag genomen coupures van €500,00 en €200,00 werden verbeurd verklaard, terwijl het overige geldbedrag aan de verdachte werd teruggegeven.