ECLI:NL:RBROT:2022:11901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
10/220955-22, 10/203262-22 en 10/211142-22 (gevoegd ttz) vordering TUL VV: 10/233994-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen, opzetheling, bedreiging en verboden wapenbezit

Op 12 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een reeks strafbare feiten, waaronder diefstal van scooters, opzetheling, bedreiging en het dragen van een verboden wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als gevolg van zijn verslaving aan verdovende middelen, betrokken was bij verschillende diefstallen en andere misdrijven. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 11 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de proeftijd verlengd en de verdachte de kans gegeven om zijn leven te beteren door een voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, die schadevergoeding hebben gevorderd voor de geleden materiële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact van de verslaving van de verdachte op zijn gedrag en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/220955-22, 10/203262-22 en 10/211142-22 (gevoegd ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/233994-18
Datum uitspraak: 12 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte, voor feit 1 tot en met feit 5, tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte, voor feit 6, tot hechtenis van 6 dagen;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/233994-18.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 1, 2 primair, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten geen bewijsverweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
In verband met feit 3 volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte op
29 augustus 2022 is aangehouden terwijl hij in het bezit was van een blauwe Luis Vuitton tas met daarin verschillende passen (id-bewijs, rijbewijs, pasje zorgverzekering) op naam van een ander dan de verdachte. De tas heeft een waarde van € 1200,--. Gebleken is dat de tas, met onder andere de pasjes, een dag daarvoor is gestolen. Kort voor zijn aanhouding heeft de verdachte zich zelfs geprobeerd te legitimeren met één van de gestolen passen. De verdachte heeft verklaard dat hij de tas heeft gekregen van een vriend van hem. Gelet op de waarde van de tas en de pasjes op naam van een ander dan de verdachte en de vriend van wie hij stelt de tas te hebben gekregen, kan het niet anders dan dat de verdachte wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat vier verbalisanten hebben geverbaliseerd dat de verdachte uitlatingen heeft gedaan richting [naam01] zoals opgenomen in de tenlastelegging. De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie eveneens verklaard dat hij deze bewoordingen heeft gebruikt. Deze bewoordingen zijn objectief gezien aan te merken als bedreigend, zodat bewezen is dat de verdachte [naam01] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij
op 29 augustus 2022
te [plaats02]
een scooter (merk/type Piaggo Zip) met kenteken [kenteken01] , die aan [naam02] toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. primair
hij
op 25 augustus 2022 te [plaats03]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een scooter (Piaggio Zip), welke toebehoort aan [naam03] ;
3
hij
op of omstreeks 29 augustus 2022
te [plaats02] ,
een tas (merk Louis Vuit
ton) en bankpassen en een rijbewijs op naam van
[naam04] , heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen
wist, dat het door misdrijf verkregen
goederen betrof;
(10/203262-22)
4.
hij, op 12 augustus 2022 te [plaats04] ,
[naam01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [naam01] dreigend de woorden toe te voegen "Praat nooit meer zo tegen mij
in de auto, anders steek ik een kankermes in je kankernek" en "Ik heb nu niks bij
me, maar morgen pak ik jou" en "Ik zweer het op mijn kankerzoontje, ik maak
jou dood", ;
(10/211142-22)
5.
primair
hij op 9 augustus 2022 te [plaats03]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
goederen van zijn gading, die aan
[naam05] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen door middel van braak ,
een steen door de ruit heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op 9 augustus 2022 te [plaats03]
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 4º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een hakmes,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. In de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal

2..primair

diefstal

3.
opzetheling
4.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.primair

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

6.
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een zeer korte periode schuldig gemaakt aan een aantal diefstallen, een poging tot diefstal, opzetheling, bedreiging en het dragen van een verboden wapen. Alle feiten zijn een uitvloeisel van de verslaving van de verdachte aan verdovende middelen en de maatschappelijke positie en geestelijke toestand waarin hij door zijn verslaving is geraakt over de afgelopen jaren. Zoals de officier van justitie ter terechtzitting doeltreffend opmerkte, pleegt de verdachte misdrijven met het gemak waarmee een ander een patatje met mayonaise bestelt. De door de verdachte gepleegde feiten veroorzaken veel overlast, leed en irritatie in de samenleving. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 november 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst en de veelheid van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook meegenomen dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit 2 ter terechtzitting verantwoordelijkheid heeft genomen door te bekennen dat hij de scooter heeft gestolen en daarbij het risico op de koop toe heeft genomen dat de straf daardoor hoger zou kunnen uitvallen. Dit zal de rechtbank niet in positieve zin meewegen. De rechtbank heeft eveneens meegenomen dat de verdachte – zoals uitgebreid ter terechtzitting aan de orde is gekomen – een plan heeft om uit de criminaliteit te raken en weer aan het werk te komen in de scheepvaart. Daartoe heeft hij de afgelopen maanden vanuit detentie zelf een aantal stappen ondernomen, hetgeen ertoe heeft geleid dat hij inmiddels beschikt over een paspoort en zijn vaarboekje. Ook heeft een rederij – zich bewust van zijn justitiële verleden en detentie – aangegeven dat de verdachte welkom is voor een sollicitatiegesprek – ook nog in januari – voor het meedraaien in de systeemvaart, waarbij aannemelijk is dat de verdachte ook daadwerkelijk op korte termijn aan de slag kan. Aannemelijk is volgens de rechtbank bovendien dat als de verdachte vaart, zijn verslavingsproblematiek minder opspeelt en de kans op herhaling voor vermogensdelicten wordt beperkt.
Dit zijn positieve en concrete ontwikkelingen, die zich eerder niet in die mate voordeden.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het beperken van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, onvoldoende recht doet aan de door de verdachte gepleegde feiten en zijn uitgebreide justitiële documentatie.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de algemene voorwaarde dat de verdachte geen nieuwe strafbare feiten pleegt. Dit voorwaardelijk strafdeel geeft de verdachte de kans om aan te tonen dat hij het door hem ingezette plan kan volhouden en het dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte komt dan in beginsel in januari weer vrij.
Het bewezen verklaarde feit 6 betreft een overtreding waarvoor een aparte straf zou moeten worden opgelegd. Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel van oordeel dat een bijkomende bestraffing van de verdachte thans geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel meer dient. Alles afwegende, ziet de rechtbank aanleiding onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen, dat voor dat feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 34,26 aan materiële schade, alsmede de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij02] ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 305,31 aan materiële schade, alsmede de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] voldoende is onderbouwd en in zijn geheel kan worden toegewezen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de benadeelde partij [benadeelde partij02] slechts de gevorderde schade in verband met vervanging van de ruit voor vergoeding in aanmerking komt. De schade aan de fruitschaal is onvoldoende onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij01] volgt dat slechts één spiegel beschadigd is geraakt zodat de vervangingswaarde van één spiegel kan worden toegekend.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] heeft de verdediging betoogd dat de gevorderde schade in verband met de fruitschaal onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
benadeelde partij [benadeelde partij01]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dat deze schade betreft de vervanging van één spiegel. De rechtbank baseert dit op de verklaring die de benadeelde partij kort na het gebeuren heeft afgelegd. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de gevorderde schade (die gebaseerd is op een factuur voor de vervanging van twee spiegels) toe te wijzen voor de helft van de overgelegde factuur, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 17,13.
De benadeelde partij zal in de rest van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in belangrijke mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde partij02]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 5 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dat deze schade betreft de vervanging van een ruit en schade aan een fruitschaal. De schade in verband met de vervanging van de ruit is genoegzaam onderbouwd met een factuur. De schade in verband met de fruitschaal is niet onderbouwd met een factuur, maar zal door de rechtbank worden geschat op een bedrag van € 20.
De benadeelde partij zal in de rest van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 augustus 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij01] een schadevergoeding betalen van
€ 17,13 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij02] een schadevergoeding betalen van
€ 285,36 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 8 februari 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van onder meer diefstal (met braak) en schuldheling veroordeeld – voor zover van belang – tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 22 februari 2019 en loopt in ieder geval tot 3 december 2024.
9.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand, alsnog ten uitvoer wordt gelegd wegens het opnieuw plegen van strafbare feiten.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen, dan wel de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met twee jaar.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 60a, 285, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor de onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
benadeelde partij [benadeelde partij01]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 17,13 (zegge: zeventien euro en dertien cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
29 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 17,13 (hoofdsom zegge: zeventien euro en dertien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 17,13 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
benadeelde partij [benadeelde partij02]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] , te betalen een bedrag van
€ 285,36 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro en zesendertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
van € 285,36 (hoofdsom zegge: tweehonderdvijfentachtig euro en zesendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 285,36 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verlengt de proeftijd, van de bij vonnis van 8 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, met 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders , voorzitter,
mr. R. Brand en mr. F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 29 augustus 2022
te [plaats02]
een scooter (merk/type Piaggo Zip) met kenteken [kenteken01] , in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [naam02] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2 primair
hij
op 25 augustus 2022 te [plaats03]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een scooter (Piaggio Zip), welke toebehoort aan [naam03]
subsidiair:
hij
op of omstreeks 29 augustus 2022
te [plaats02] ,
een scooter (merk/type Piaggo Zip) kleur grijs, althans een goed heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij
op of omstreeks 29 augustus 2022
te [plaats02] ,
een tas (merk Louis Vuiton) en/of een of meer bankpassen en/of een rijbewijs op naam van
[naam04] , althans enig(e) goed(eren) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit / die goed(eren)
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
(10/203262-22)
4.
hij, op of omstreeks 12 augustus 2022 te [plaats04] ,
[naam01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam01] dreigend de woorden toe te voegen "Praat nooit meer zo tegen mij
in de auto, anders steek ik een kankermes in je kankernek" en/of "Ik heb nu niks bij
me, maar morgen pak ik jou" en/of "Ik zweer het op mijn kankerzoontje, ik maak
jou dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(10/211142-22)
5.
primair
hij op of omstreeks 9 augustus 2022 te [plaats03]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[naam05] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
een steen door de ruit heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 augustus 2022 te [plaats03]
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [naam05] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6.
hij op of omstreeks 9 augustus 2022 te [plaats03]
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 4º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een hakmes,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen.